Zwerfsteentoerisme (5): hunebedden op kleur

[Bijgewerkt 19-04-2020] Hunebedden lijken saai en grijs. Maar archeologisch onderzoek toont aan dat veel hunebedstenen oorspronkelijk rozerood gekleurd waren.

De Volkskrant van maandag 20 januari had een bericht met de intrigerende titel: “Mooiste bed komt van ver”. Nee, het ging niet over slaapmeubilair. Geoarcheologe Marijke Bekkema onderzocht een aantal Drentse hunebedden. En kwam tot de conclusie dat de hunebedbouwers kennelijk een voorkeur hadden voor roze graniet.

Archeologie en zwerfstenen

Hunebedden, de megalithische grafkamers uit de Trechterbekercultuur, zijn sinds het pionierswerk van Dr. A.E. van Giffen een veelbesproken onderwerp van archeologisch onderzoek. Tot voor kort was er echter weinig aandacht voor het eigenlijke bouwmateriaal – de grote zwerfkeien -, zoals in een vrij recent artikel werd opgemerkt (Van Gijn, Geuverink, Wiersma & Verschoof, 2010, p. 38). Eigenlijk een raadsel, want het ontbrak in de regio niet aan archeologen, geologen en zwerfsteendeskundigen. Maar het hiaat wordt de laatste jaren snel opgevuld. Het betreffende artikel verwijst naar een – eerste? – inventarisatie van gesteentesoorten in het boek ‘Reuzenstenen op de es’ van Wijnand van der Sanden (2007, pp. 45-47). Van der Sanden kreeg hulp van zwerfstenenspecialist Harry Huisman die alle stenen van de hunebedden D17 en D18 in Rolde determineerde. Ook Van Gijn e.a. (2010) lieten in hun onderzoek naar het hunebed D6 in Tynaarlo alle stenen determineren, met medewerking van H. van Essen, B. van Os en Harry Huisman. Bekkema zet de lijn nu voort met haar onderzoek van de hunebedden D19 en D20 bij Drouwen en D53 en D54 bij Havelte. Ook hieraan droeg Huisman bij met een determinatie van de hunebedstenen.

Bekkema’s doel was het ontwikkelen van een geologische en geomorfologische zienswijze op de aanwezigheid van hunebedden in Noordwest-Europa. Geen geringe opgave, want het onderzoeksgebied strekte zich uit van Nederland tot aan de Poolse grens, en van Centraal-Duitsland tot aan Denemarken. Het grootste gedeelte van haar scriptie omvat een grootschalige analyse van het landschap dat in de voorlaatste ijstijd werd gevormd.

 

Over die Saalien-ijstijd is veel geschreven. Kort samengevat: zo’n 150.000 jaar geleden drong een honderden meters dikke ijskap vanuit Scandinavië op naar het zuiden en bedekte uiteindelijk half Nederland. Onderin in die reusachtige gletsjer werd een mengsel van zand, klei, grind en stenen (keileem) meegevoerd. En zelfs metersgrote, tonnenzware rotsblokken. In Drenthe herinneren dikke lagen keileem en ontelbare zwerfstenen aan die IJstijd. Maar de meest indrukwekkende getuigen zijn de uit enorme keien opgetrokken hunebedden. Hoe het Scandinavische ijs hier precies naar toe kwam, hoe het zich bewoog en het landschap boetseerde, is een ingewikkeld verhaal. Veel elementen zijn nog niet opgehelderd. Volgens de huidige inzichten heeft het landijs zich niet in één keer, maar in een drietal fasen over Nederland uitgebreid. Het kwam daarbij ook nog eens uit twee verschillende richtingen en liet verschillende typen keileem en zwerfsteengezelschappen achter.

Neolithische bouwmarkten

Bekkema gaat in haar analyse uitvoerig in op de onderscheiden keileemtypen, op de latere erosie van keileemlagen, op de mogelijke vindplaatsen van grote zwerfstenen, op gesteentesoorten, verwering en vormveranderingen van rotsblokken en op de methodes van zwerfsteentellingen, met name van zogenaamde ‘gidsgesteenten’ (determineerbare kristallijne zwerfstenen waarvan het herkomstgebied bekend is). Zij beperkt zich daarbij niet tot Nederland, maar kijkt ook over de grens, in Duitsland: o.a. de Altmark regio, Mecklenburg-Vorpommern en Sleeswijk-Holstein.
Bekkema komt tot o.a. de volgende conclusies (die ik hier in mijn eigen woorden samenvat – JHK) :

  • De meeste hunebedden liggen in gebieden waarin keileem of smeltwaterzanden worden aangetroffen.
  • In Drenthe zijn geschikte bouwstenen vooral te vinden in gebieden met verweerde keileem of verweerde smeltwaterzanden, waarin de aanwezige zwerfstenen aan de oppervlakte kwamen.
  • De meeste hunebedden bevinden zich op een maximale transportafstand van 1 km van zulke ‘bouwmarkt’ locaties.
  • De meeste hunebedden in Denemarken, Duitsland en Nederland bevinden zich in gebieden met keileem van Oost-Baltische herkomst (o.a. Botnische Golf, Finland en Åland). Er zijn aanwijzingen dat Oost-Baltische keileem in het algemeen meer grote zwerfstenen bevat dan West-Baltische keileem (uit Midden- en Zuid-Zweden).
  • De minerale samenstelling van gesteenten speelt daar ook in mee. Granieten met grote veldspaatkristallen of met een hoog gehalte biotiet hebben een zwakkere structuur, waren minder bestand tegen de druk van het ijs en komen daarom minder vaak voor als grote blokken. Zwerfsteenspecialist Pieter Schuddebeurs constateerde in de jaren ’80 dat Zweedse granieten twee tot driemaal meer biotiet bevatten dan Oost-Baltische granieten.

 

 

Twee gidsgesteenten. Links: Finse granietporfier (Oost-Baltisch), eigen collectie. Foto 04-02-2014. Rechts: een variant van Smålandgraniet (West-Baltisch), in het IJstijdenmuseum in Buitenpost. Foto 04-08-2013.

Hunebedden onder de loep

In het laatste deel van haar rapport zoomt Bekkema in op de hunebedden D19 en D20 bij Drouwen en D53 en D54 bij Havelte. Daarbij betrekt zij ook gegevens uit eerdere zwerfsteentellingen en gegevens van het onderzoek van Van der Sanden (2007) naar de hunebedden D17 en D18 in Rolde. Marijke Bekkema laat zogezegd geen steen onberoerd. Van elk hunebed schetst zij een gedetailleerd portret waarin allerlei aspecten kort maar krachtig worden belicht: biografie (archeologisch onderzoek in het verleden), locatie en ligging, bodemgesteldheid, architectuur, de typering van de afzonderlijke stenen, bijzondere kenmerken. Enkele bevindingen uit deze case-study:

  • Gidsgesteenten in de hunebedden van Havelte hebben duidelijk een Zuid-Zweedse herkomst, gezien het grote aantal Smålandgranieten. Dit correspondeert met het lokale Zuid-Baltische (Heerenveen) type keileem. Deze keileem is plaatselijk vermengd met een Oost-Baltisch (Voorst) type keileem, maar Oost-Baltische zwerfstenen (uit Åland en Finland) zijn in het hunebed enigszins ondervertegenwoordigd.
  • De gidsgesteenten in de hunebedden van Drouwen hebben een sterk Oost-Baltisch karakter (o.a. rapakivi’s uit Åland en Finland), wat overeenkomt met het lokale Oost-Baltische (Assen) type keileem. Maar er zijn ook enkele Smålandgranieten.
  • Op de rug van Rolde overheerst een Oost-Baltisch (Assen) type keileem. Maar de gidsgesteenten in de Rolder hunebedden – o.a. veel Smålandgranieten -, wijzen op een Zweedse herkomst. Op enige afstand (0,5 km) van de hunebedden ligt ook verweerde Zuid-Baltische (Heerenveen) keileem. Waarschijnlijk kwamen de Smålandgranieten daar vandaan. Deze granietsoort komt door zijn specifieke eigenschappen juist wél vaker voor als grote blokken. En in de verweerde keileem lagen deze zwerfstenen eerder aan de oppervlakte. Maar het is mogelijk dat de hunebedbouwers ook een speciale voorkeur hadden voor Smålandgraniet. Bekkema: “It might be possible that TRB people specifically selected Smålandgranites” (p. 107). En wel vanwege de kleur.

Graniet op kleur?

Uit het onderzoek van Van Gijn e.a. (2010) kwam al naar voren dat de hunebedbouwers van Tynaarlo een voorkeur hadden voor roze gekleurde (Småland)graniet van Zuid-Zweedse herkomst. Bekkema signaleert dat ook de hunebedden D19 en D20 bij Drouwen en  D53 bij Havelte een overheersende rozerode kleur vertonen, die afwijkt van de natuurlijke kleurenverdeling van zwerfstenen in veldwegen in de omgeving. Ook de Rolder hunebedden D17 en D18 zijn in meerderheid rozerood gekleurd. Smålandgraniet komt in alle zes onderzochte hunebedden voor. In Havelte en Rolde zelfs meer dan Oost-Baltische gesteenten. Het lijkt erop dat de hunebedbouwers, wanneer zij de keus hadden uit verschillende soorten geschikte bouwstenen, vooral kozen voor Smålandgesteenten met rozerode kleurschakeringen. “So it seems plausible that for these monuments pink boulders were preferred and selected from the available building material” (Bekkema, p. 113).

 

Kleur en Steentijdsymboliek

Het is op zichzelf al een fascinerende gedachte: hunebedbouwers die hun materiaal (ook) op kleur selecteerden. Maar dat kleurgebruik had ongetwijfeld meer betekenis dan slechts een decoratief aspect. Bekkema verwijst in haar rapport vaak naar Magda Midgley, hoogleraar aan de Universiteit van Edinburg.  In haar artikel Monuments and monumentality (2010) gaat Midgley in op de symbolische achtergrond van die megalithische monumenten. Een citaat uit de inleiding:

“Megalith building in northern Europe, as elsewhere, may be considered as one of the great Neolithic crafts. The craftsmen – master builders and their apprentices – combined exceptional technological expertise with an equally important symbolic knowledge. Not only were they designing complex monuments and  solving  architectural problems; they also understood the symbolic requirements of such structures and possessed the esoteric knowledge of rituals needed for the megaliths to function within the cosmological order of the Neolithic world.”(Midgley, 2010, pp. 55-56).

En uit de paragraaf Symbolism of megalithic architecture:

“The significance of colours in the Neolithic is difficult to ascertain, but clearly there was a mythical and symbolic relationship between the colour and architecture of the tombs. It has been argued that the famous triad of red, white and black – which appears universally in many cultures past and present– was among the earliest and most emphatic symbols, related to a vivid interpretation of life on earth and in the hereafter.” (Midgley, 2010, pp. 58-59).

Het thema ‘kleur’ komt nog veel uitgebreider aan bod in het boek Colouring the past. In deze bundel onder redactie van Andrew Jones en Gaven MacGregor,  beschrijven dertien auteurs uiteenlopende voorbeelden van kleurgebruik. Het is een reis door de tijd en door verschillende culturen, vanaf de prehistorie tot Pompeji. In hoofdstuk 4 onderzoekt auteur Gabriel Cooney de kleur van stenen bijlen:

“[…] we should recognize that colour is an aspect of stone axeheads which is indivisible from the material qualities of rock, and as such it may be integral to the symbolic meanings of these objects that are “gifts from the earth” (Cooney, 2002, p. 95).

Ik moest voorlopig genoegen nemen met de gestripte versie in Google Books. Maar misschien ga ik alsnog de hardcopy van dit boek bestellen.

 

Inspiratie voor zwerfsteentoeristen

Bekkema’s onderzoek zal ongetwijfeld interessant zijn voor archeologen, geologen en zwerfsteenkenners. Maar ook minder onderlegde zwerfsteenliefhebbers, hunebedspotters of recreatieve Drenthegangers kunnen er hun hart aan ophalen. Het rapport is in het Engels geschreven en bevat uiteraard nogal wat vaktermen. Maar het is niettemin heel goed leesbaar. Voorzien van vele foto’s, kaarten, tekeningen, tabellen.

Vandaag, 4 april 2014, bracht ik een bliksembezoekje aan Rolde. Als je als zwerfsteentoerist bij zo’n hunebed staat valt het op het eerste gezicht niet mee om daar wat herkenbaars te ontdekken. Wanneer je beter kijkt, schemert bij veel van die bemoste stenen toch nog iets van hun oorspronkelijke roodachtige kleur door. Bekkema’s beschrijvingen, compleet met bouwtekeningen, kleurindicaties en Huisman’s gesteentelijsten, zijn op zo’n moment een onmisbare hulp. Het is in mijn ogen uniek materiaal, waar je nog wat van kunt opsteken. De bijlagen bevatten ook plattegronden met kleurindicaties van enkele andere Drentse en Duitse hunebedden. Het zou mooi zijn als dit materiaal nog eens bewerkt wordt tot een handige publieksbrochure. Speciaal voor geïnteresseerden die goed geïnformeerd op hunebedpad willen gaan. En voor ieder ander die de wereld graag door een roze bril bekijkt.

Meer:

  1. Bekkema, M. (2013). From roaming rocks to giant graves: on the relation between the availability of building materials and the distribution pattern of megalithic monuments of the Funnel Beaker Culture in North West Europe. Amsterdam: Vrije Universiteit. (Bachelorthesis). Gedownload bij http://academia.edu
  2. Cooney, G. (2002). So many shades of rock: colour symbolism and Irish stone axeheads. In: Jones, A. & MacGregor, G. (Eds.). Colouring the past: the significance of colour in archaeological research. (pp. 93-108). Gedeeltelijk beschikbaar bij http://books.google.nl/
  3. Gijn, A.L. van, Geuverink, J., Wiersma, J.J. & Verschoof, W.B. (2011). Hunebed D6 in Tynaarlo (Drenthe): meer dan een berg grijze stenen?, Paleo-Aktueel 22, 38-44. Gedeeltelijk beschikbaar bij http://books.google.nl/
  4. Midgley, M. (2010): Monuments and monumentality: the cosmological model of the world of megaliths. Documenta Praehistorica, XXXVII, 55-64. Gedownload bij http://www.research.ed.ac.uk/portal/files/14242068/Monuments_and_monumentality.pdf
  5. Rappol, M. (Ed.) (1992). In de bodem van Drenthe. Amsterdam: Lingua Terrae.
  6. Sanden, van der W.A.B. (2007): Reuzenstenen op de es: de hunebedden van Rolde. Zwolle: Waanders.
  7. Schuddebeurs, A.P. (ca. 1982). Die Geschiebe im Pleistozän der Niederlande. Hamburg : Knauel. [Der Geschiebesammler, Sonderdruck, 1980-1981].
  8. Zandstra, J.G., Willemsen, F. & Schuddebeurs, A.P. (1988). Noordelijke kristallijne gidsgesteenten: een beschrijving van ruim tweehonderd gesteentetypen (zwerfstenen) uit Fennoscandinavië. Leiden: Brill.

Video: Hunebedbouwers selecteerden stenen op kleur. TV Drenthe, 21 januari 2014. Harry Huisman aan het woord over de rode kleur van de hunebedstenen (in de video het hunebed bij Drouwen).

Websites:

.