(Vervolg: Zwerfsteentoerisme (2): Gebroken cirkel, Yde)
Zaterdag 25 mei was ik in het Hunebedcentrum in Borger, waar de jaarlijkse ledenvergadering van de Nederlandse Geologische Vereniging (NGV) werd gehouden.
Ik ben eigenlijk niet zo’n vergaderaar. Maar het was een eeuwigheid geleden dat ik bij een landelijke NGV-bijeenkomst was. En gezien de locatie, niet ver van huis, leek het mij wel een aardige dagbesteding. Vroeger was ik vele jaren lid van de Geologische Vereniging Groningen, tevens afdeling van de landelijke NGV. De Groningse afdeling kreeg echter te kampen met vergrijzing en ledenverlies. En eind 2005 werd de NGV Groningen opgeheven. Het was leuk om na al die tijd weer enkele vroegere clubgenoten te ontmoeten.
Geologie, saaie science?
De landelijke NGV stelt zich ten doel om belangstelling te wekken voor de geologie. Geen gemakkelijke opgave, want geologie staat niet bekend als fun science of ‘sexy’ wetenschap. De interesse van het grote publiek en de nieuwsmedia voor geologische onderwerpen loopt niet over. Ja, verschijnselen als aardbevingen, tsunami’s of vulkaanuitbarstingen halen meestal de voorpagina’s of actualiteitenrubrieken wel. En ook berichten over bijzondere fossielen scoren goed. Dit voorjaar bijvoorbeeld werden binnen één week twee nieuwe fossielen gesignaleerd: een schedel van een kleine zwemmende sauriër, de Palatodonta bleekeri uit de Winterswijkse steengroeve; en een kies van de ‘paard-aap’ Chalicoterium, uit de zandgroeve in Mill-Langenboom, Brabant. Recent (30 mei) was er het nieuws dat in Siberië een wolharige mammoet was gevonden. Met als opzienbarend detail dat in de overblijfselen nog vloeibaar mammoetbloed werd aangetroffen.
Afgezien van zulke spraakmakende voorbeelden krijgen de aardwetenschappen toch eerder het etiket saai opgeplakt. Dode materie. Het domein van een select gezelschap beroeps- en amateurgeologen. Dat mag zo zijn, toch zijn er wetenschappers die er een andere draai aan weten te geven.
Neem nu de Schotse geoloog Iain Stewart, bekend van verschillende BBC programma’s. Hij reist de hele wereld over, op zoek naar vulkanen, lawines, aardbevingen en andere spectaculaire geosites . Hij kan daarover vertellen alsof het om een thrillerserie gaat. Met zijn presentatie en Schotse tongval zijn suspense en humor in elk geval verzekerd. Kijk bijvoorbeeld naar de serie Ten Things You Didn’t Know About… Volcanoes, Tsunamis, Earthquakes, Avalanches (BBC, 2006, 2008)
Emeritus hoogleraar geologie Salomon Kroonenberg is eveneens een enthousiast verhalenverteller. In deze VPRO video (link) gaat hij met zijn studenten in Delft op excursie gaat. Links en rechts wijst hij op bezienswaardige gesteenten in gevels en muren. Het mineraal monaziet in granieten tafeltjes bij MacDonalds, een sepia inktvis en een ammoniet in de vloer van een kledingzaak. Tussendoor wijdt hij uit over de oerrivier Eridanos, over erosie en andere geologische processen, over de bodem van Nederland als een kostbaar ondergronds archief.
En dan is er ook Bert Boekschoten, emeritus hoogleraar paleontologie. Hij reisde in 2009 mee met de clipper Stad Amsterdam tijdens het Beagleproject, een wereldreis in het kielzog van Darwin. Op het eilandje Selvagem Grande vond hij een miljoenen jaren oud fossiel ei van een stormvogel (link1, link2, link3). En viel daarbij bijna van het klif. Op deze video is hij te zien in de Hortus in Haren, bij een expositie over Chinese dinosauriërs. Hij vertelt hoe hij als negenjarige leeftijd een steen vond met resten van mosdiertjes (bryozoa). Dat was het begin van zijn fascinatie voor de paleontologie, volgens Boekschoten de ‘archeologie van de biologie’.
Zwerfsteen(fiets)toerisme
Amateur- of vrijetijdsgeologen zijn er in soorten. Sommigen hebben zich gespecialiseerd in onderzoek van bepaalde fossielen, anderen zijn specialisten op gebied van mineralen. Er zijn er bij die zich bezighouden met het aanleggen van collecties zandmonsters, van over de hele wereld. En weer anderen leggen zich toe op het verzamelen en bestuderen van zwerfstenen. Of op het behoud van geologisch interessante locaties, aardkundige monumenten.
In mijn jeugd – ik was negen jaar oud – vond ik bij een vulkaan in Indonesië een brok zwavel. Toen de zwavel bleek te willen branden, ontvlamde ook mijn geologische belangstelling. Net zo’n moment als waarover Boekschoten vertelt (en dat ook andere stenenliefhebbers zullen herkennen). Mineralen, fossielen, zand, grind en stenen, het ging er bij mij allemaal in als koek, al is dat hier een beetje bizarre uitdrukking. Ik had niet meteen een speciale voorkeur. Als het maar uit de grond kwam of ermee te maken had. Sinds ik in 1982 bij toeval in de ban raakte van zwerfstenen, kwamen die wel min of meer bovenaan te staan. Ze zijn voor mij immers dichtbij te vinden, in Groningen en Drenthe. En er zitten veel verschillende kanten aan. In kristallijne stenen kun je bijzondere mineralen of kristallen tegenkomen. Kalk- of vuurstenen bevatten vaak fossielen. Sommige stenen zijn gidsgesteenten, die gelinkt kunnen worden aan een bepaald herkomstgebied. Andere stenen vallen op door hun uiterlijke vorm of verweringsverschijnselen. Ook de vindplaats van zwerfstenen is niet onbelangrijk. En tenslotte is er het fascinerende verhaal over hun transport, door oude oerrivieren of het Scandinavische landijs.
Ik volgde cursussen zwerfstenen determineren bij drie specialisten: Pieter Schuddebeurs (1915-1993, link1, link2), Jelle de Jong en Harry Huisman. Op een af andere manier miste ik echter de ambitie om daar veel verder in door te gaan, het bleef bij algemene stenenherkenning. Na dertig jaar verzamelen ben ik wel een beetje vertrouwd geraakt met de zwerfsteensoorten in het Hondsruggebied, een zogenaamd Oost-Baltisch zwerfstenengezelschap. Maar ik noem mijzelf zeker geen kenner.
Nu de verzamelwoede zo’n beetje over is, komt er een heel andere benadering om de hoek kijken: zwerfsteentoerisme. Deze term levert geen treffers op bij Google, wel als je zoekt op de losse woorden ‘zwerfstenen toerisme’. Geotoerisme is iets beter bekend, als een alternatieve, ecologisch verantwoorde vorm van toerisme (link1, voorbeeld link2). Maar zwerfsteentoerisme, of specifieker nog zwerfsteenfietstoerisme, als een bij uitstek een Nederlandse – en low budget – variant, moet zich waarschijnlijk nog ontwikkelen. Diverse fietsroutes bieden al een startpunt, zoals dit voorbeeld van een IJstijden- en Stenen route in Gaasterland (opengesteld in 2006). En ook aan bezienswaardigheden met zwerfstenen in de hoofdrol ontbreekt het niet. Tijd dus om mijn eigen versie van zwerfsteenfietstoerisme te gaan ontdekken.
Hunebedcentrum en keientuin
Na de NGV-ledenvergadering kreeg onze groep een rondleiding door het museum, met uitleg door adjunct-directeur Harrie Wolters. Ik had nog een vage herinnering aan het oude Flint’n Hoes, later het Nationaal Hunebed Informatie Centrum (1984).
In 2005 werd het huidige, geheel nieuwe Hunebedcentrum gebouwd, naar een ontwerp van het architectenechtpaar Aldo en Hannie van Eyck. Dat laatste las ik overigens pas achteraf. Als ik het eerder had geweten had ik wat meer aandacht besteed aan het gebouw en de inrichting. Daar kom ik nog een keer voor terug. Het viel mij wel op dat de ruimte binnen groter lijkt dan je aan de buitenkant zou denken. Er blijkt op ingenieuze gebruik te zijn gemaakt van bestaande hoogteverschillen op maaiveldniveau. Een bijzondere attractie is de uitgestrekte keientuin die sinds 2008 rondom het museum is aangelegd. Het is nauwelijks voor te stellen dat dit grotendeels het werk is geweest van één gepassioneerde stenenliefhebber, de zelf benoemde kei-o-loog Jannes van Echten. Hij verzamelde tonnen zwerfkeien bij particulieren en bedrijven, in Drenthe en Groningen, en organiseerde zelfs het transport naar het Hunebedcentrum. Daar zorgt nu een groep Vrienden van de Keientuin voor de verdere uitbreiding, instandhouding en onderhoud. We maakten een kleine wandeling in de keientuin, onder leiding van door Harry Huisman. Hij houdt zich samen met Harrie Wolters intensief bezig met het inventariseren en determineren van de stenen. Zij doen daarbij regelmatig nieuwe ontdekkingen, o.a. de aanwezigheid van meerdere Sorsele granieten, afkomstig uit Noord-Zweden.
Hunebedcentrum in de Volkskrant
Het toeval wil dat uitgerekend de Volkskrant van zaterdag 25 mei een artikeltje bevatte over het Hunebedmuseum. Onder de titel ‘We zijn er uit! Hollandse klassiekers getest’ reist journalist Gidi Heesakkers ‘langs de vaderlandse hoogtepunten en laat weten of onze vooroordelen kloppen’. Haar uitstapje naar Borger mondde uit in een wat zeurderig stukje. Alleen al de tussenkopjes melden weinig goeds: Met stenen kun je niks, Alles is daar oud, Het museum is saai, Er is verder niks te doen, Het is de reistijd niet waard. Uit een tweet van de verslaggeefster op 5 maart valt op te maken dat zij nog niet echt in de stemming was voor een hunebeddenreisje de volgende dag. Maar je kunt haar verslag ook compleet anders lezen: als een geniaal ironische verwoording van klassieke vooroordelen over stenen, hunebedden en andere attracties van het Drentse platteland. Die vooroordelen kloppen dus, volgens Heesakkers. Hein Klompmaker, directeur van het Hunebedcentrum zag er geen humor in en schreef op zijn weblog een gepeperde reactie. Zonder tegengas had het gewraakte artikeltje in de media vermoedelijk nooit zoveel aandacht gekregen. Maar vooroordelen laten zich niet zomaar wegschrijven. In mijn ogen zijn bevindingen en belevingen van klanten altijd te respecteren, ook al bevatten ze bakken al of niet terechte kritiek. En een toeristische mystery guest mag noteren wat hij of zij maar wil. Ombudsvrouw van de Volkskrant, Margreet Vermeulen, haakt in haar column van 8 juni nog even in op Heesakkers’ recenseerstijl en de reactie van Klompmakers. Zij denkt dat er geen sprake was onwil of Randstedelijke arrogantie, maar van een botsing van generaties. ‘Steeds meer stukken worden geschreven door jonge verslaggevers. Die kijken door een andere bril. Dat is even wennen.’
Het toeristisch oog
Hoe dan ook, het artikeltje van Heesakkers vind ik zelf een mooi opstapje om het idee van zwerfsteentoerisme wat meer in context te plaatsen. Een korte samenvatting van enkele, niet geheel toevallig gekozen bronnen:
In mijn boekenkast staat Filosofie van het landschap (1970), een bekend werk van cultureel antropoloog en cultuurfilosoof Ton Lemaire. Uit hoofdstuk 3 Het toerisme: ‘De moderne toerist is […] universeel geïnteresseerd; hij bezit het wonderlijke vermogen evenveel belangstelling op te brengen voor de manier waarop men elders koffie zet, voor het landelijke percentage zelfmoorden, voor de hoeveelheid stenen die bij de bouw van de kathedraal gebruikt zijn, voor de tragische vibraties van de plaatselijke kunstenaar, terwijl ook de samenstelling van de bodem en de eigenaardigheden van de folklore niet worden overgeslagen.’ (p. 135).
De Groene Amsterdammer van 23 mei bevatte een artikel over nieuwe vormen van (stads)toerisme. ‘Het toerisme wordt als mondiaal fenomeen steeds omvangrijker, maar steeds meer mensen zijn op zoek naar een kleinere, intiemere, ‘echtere’ ervaring. Naar iets authentieks en persoonlijks’. Auteur Tracy Metz noemt het ‘antitoerisme’, gericht op individuele ontmoeting en ervaring, in plaats van op consumptie en voorspelbaarheid. Maar ook dit antitoerisme ontsnapt niet aan de commercie. Allerlei aanbieders schermen met zogenaamd authentieke, niet-toeristische activiteiten en bezienswaardigheden, met name inkijkjes in het grotestadsleven. Joost Janmaat van bureau Partizan Publik: ‘Toeristen zijn nieuwsgierig, open, laten zich verwonderen’. […] ‘Toeristen zijn niet gehinderd door traditie, gewoonte en moraal. De homo touristicus is een beter mens.’ Maar Metz wijst ook op de negatieve kanten van de toeristische blik – de tourist gaze, naar het gelijknamige boek van de Engelse socioloog John Urry. De toerist bekijkt zijn omgeving als door zijn camera, de ruit van zijn auto of tourbus. ‘De stadsbewoner die voor zijn huis de krant zit te lezen, is figurant geworden in andermans toneelstuk.’ Dat wekt soms ergernis. En het heeft ook iets tegenstrijdigs. ‘Want zodra iets ‘authentiek’ wordt genoemd, is het dat eigenlijk al niet meer.’
In februari dit jaar verscheen het boek Iedereen voyeur, kijken en bekeken worden in de 21e eeuw, van filosoof Ike Kamphof (hier een bespreking). Hoofdonderwerp is de moderne beeldcultuur, waarin reizen, postmodern toerisme en vakantiefoto’s belangrijke onderdelen zijn. ‘Onze westerse visuele cultuur is een voyeuristische cultuur, die de uiteinden van de aarde in kaart en in beeld bracht en de verste streken veroverde. De vloed van beeldmedia, van fotoalbums tot film, van televisie tot Youtube video’s, documenteren elke beleefde stap in binnen- en buitenruimte.’ […] ‘Een kijkcultuur is een toeschouwercultuur. Dat wij, kijkers in die cultuur, de innige relatie met de wereld vaak vergeten, is de rode draad van dit boek’ (p. 17-18). Zelf neemt Kamphof van haar reizen dikwijls ook iets mee naar huis: schelpen, stenen. ‘Altijd weer pak ik ze op. In rijen staan de vazen met stenen en schelpen op de schoorsteenmantel en in de vensterbank. Het is mijn eigen magische verzameling.’ (p. 50)
Geopark De Hondsrug
Voorafgaand aan onze rondwandeling door Hunebedcentrum en keientuin gaf adjunct-directeur Harrie Wolters een inleiding over een bijzonder project: het Geopark De Hondsrug.
In 2000 werd onder toezicht van UNESCO het European Geoparks Network (EGN) opgericht. Het doel is tweeledig: bescherming van geologisch erfgoed en het stimuleren van duurzame regionale bedrijvigheid. Er bestaan in Europa inmiddels ruim 50 Geoparken, die op hun beurt weer deel uit maken van een wereldwijd netwerk van ca. 90 parken. Vanaf 2010 zijn in Drenthe initiatieven genomen om het Hondsruggebied voor te dragen als het eerste Nederlandse Geopark. Het streven is erop gericht om deze status in september 2013 te realiseren.
Op een of andere manier was deze ontwikkeling mij tot nu toe ontgaan. Pas bij een bezoek aan het aardkundig monument in Donderen (link1, link2) kwam ik erachter dat deze geosite onderdeel is van het veel grotere Geopark project.
De kracht van het project is dat het Hondsruggebied wordt gepresenteerd als een verhaal. In dit gebiedsverhaal zijn de unieke geologische ontstaansgeschiedenis en de rijke cultuurhistorie met elkaar verweven. Binnen het project is dat verhaal van de Hondsrug opgesplitst in een aantal aparte verhaallijnen: IJstijden, Prehistorie, Veen, Kunstenaars, Sporen van strijd, Natuur, Water, Bossen, Boeren, Geloof en ongeloof, Volkscultuur.
Deze verhaallijnen worden vervolgens uitgewerkt in ‘expedities’, ‘expeditiepoorten’ en ‘hotspots’, allemaal manieren om de betreffende thema’s te vertalen in bezienswaardigheden en activiteiten.
Voorjaar 2012 werden de Expeditiepoorten IJstijden en Prehistorie opengesteld (in het Hunebedcentrum in Borger), en de Expeditiepoort Veen (in het Veenpark in Barger-Compascuum). In mei 2013 is de Expeditiepoort Kunstenaars geopend (in het Van Gogh Huis in Veenoord-Nieuw-Amsterdam). In juni volgt de Expeditiepoort Sporen van Strijd (in het Arsenaal te Coevorden) en in het najaar opent de Expeditiepoort Water (in Vakantiepark De Bloemert in Midlaren).
Geotoerisme, geo-educatie en bescherming van geo-erfgoed zijn belangrijke speerpunten in het project. En zwerfstenen spelen een rol in veel van de genoemde verhaallijnen. Geologisch geïnteresseerden krijgen met het Geopark De Hondsrug een geweldige nieuwe ingang – in Geopark termen een ‘expeditiepoort’- tot hun favoriete onderwerpsgebied voorgeschoteld. Zwerfsteentoerisme beperkt zich niet tot Noord-Nederland. Ook elders wordt gewerkt aan voor Geopark plannen, o.a. in de Gooi en Vechtstreek. Dat belooft nog wat de komende jaren.
Meer:
- Geopark De Hondsrug: algemene website (www.geopark.nl)
- Geopark De Hondsrug: projectwebsite (www.geopark.eu)
- Geopark De Hondsrug: publieksfolder (PDF)
- Geopark De Hondsrug: Applicatie partnerschap EGN 2012 (PDF)
- Kamphof, I. (2013). Iedereen voyeur: kijken en bekeken worden in de 21e eeuw. Zoetermeer: Klement. ISBN 9789086871056.
- Kijkeensomlaag.nl, uitgebreide website van zwerfstenenexpert Harry Huisman
- Kloosterman, J. (2011). Passie voor de zwerfsteen. Grondboor & hamer, 65, 2, 50-51. [Over de tentoonstelling van noordelijke zwerfstenen in het IJstijdenmuseum in Buitenpost, en de kenniswebsite www.zwerfsteenweb.nl]
- Lemaire, A.H. (1970). Filosofie van het landschap. Amsterdam: Ambo. ISBN 9026319592
- Metz, T. (2013). De homo touristicus is een beter mens. De Groene Amsterdamer 137, 21, 42-43.
- Steengroeve winnaar van prachtplek 2013. Blogpost van Staatsbosbeheer Achterhoek, 23-05-2013.
- Vermeulen, M. (2013) Slechte recensie kwetst hunebed. De Volkskrant, 8 juni 2013, p. 36
- Zwerfstenen (2007). Grondboor & hamer, 61, 3/4. [Special over zwerfstenen]
(Vervolg: Zwerfsteentoerisme (2): Gebroken cirkel, Yde)
.