[Bijgewerkt 16-02-2023] Vorige week ontdekte ik in de berm een oude favoriet: heermoes of akkerpaardenstaart (Equisetum arvense). Net als het groot- en klein hoefblad (zie mijn vorige blogbericht) is heermoes een voorjaarsplant. Geen voorjaarsbloeier, want heermoes produceert geen bloemen, vruchten of zaden. De plant vermeerdert zich door de verspreiding van sporen en door uitlopers van zijn wortelstok. Uit die wortelstok ontspruiten twee soorten stengels. Eerst verschijnen geelbruine, vruchtbare (fertiele) stengels, met bovenaan een knotsvormige sporenaar. De aar is bekleed met zeshoekige schildjes, waaronder met sporen gevulde zakjes hangen. Een prachtige structuur, zeker als je die onder een vergrootglas bekijkt.
Nadat de sporen zijn gerijpt sterven de fertiele stengels af. Dan komen de groene, onvruchtbare (steriele) stengels tevoorschijn. Beide soorten stengels zijn opgebouwd uit geledingen (segmenten), net als bamboe of de Japanse duizendknoop. Waar de segmenten bij elkaar aansluiten, bij een zogeheten knoop, kun je de geledingen makkelijk uit elkaar trekken en weer in elkaar zetten. Op de knopen van de steriele stengels groeien kransen dunne, eveneens gelede, groene zijtakjes. De groene kleur geeft aan dat ze chlorofyl bevatten, net als andere planten. Door dat bladgroen kan de plant zonlicht omzetten in energie (fotosynthese). Bij zowel fertiele als steriele stengels is elke knoop ook omringd door een krans van kleine, puntige schubjes. Die schubjes zijn in feite de primitieve “bladeren” van heermoes. Ze spelen geen rol bij de fotosynthese, maar beschermen de knoppen van nieuwe zijtakken. De uiterlijke vorm van zo’n heermoesstengel met zijtakjes vergeleek men vroeger met een paardenstaart.
De Nederlandse naam paardenstaart is waarschijnlijk de vertaling van de Latijnse omschrijving cauda equi, zoals vermeld in een kruidenboek van de beroemde middeleeuwse wetenschapper Albertus Magnus. Ook de Latijnse naam Equisetum – afgeleid van equus (paard) en seta (borstel, haren) – verwijst naar een paardenstaart. Over herkomst van de naam heermoes bestaat meer onzekerheid.
Binnen de paardenstaartenfamilie (Equisetaceae) is Equisetum het enige geslacht. Heermoes en andere Equisetum-vertegenwoordigers worden soms een ‘levende fossielen’ genoemd. Ze zijn de overgebleven nauwe verwanten van het uitgestorven geslacht Calamites: boomgrote paardenstaarten – ca. 20 meter hoog -, vooral bekend uit het Carboon tijdperk (ca. 350-300 miljoen jaar geleden). De paardenstaarten van nu zijn ook verwant aan een andere oude groep van sporenplanten, de varens. Vergeleken met die Calamites-reuzen is heermoes slechts een kruidachtige miniatuurversie. Maar het blijft een heel intrigerend plantje.
Foto’s
De close-up foto’s maakte ik met een oude Canon EOS 5D + een tweedehands Canon EF 35-80mm f4.0-5.6 lens. Met een eenvoudige ingreep (link1, link2, video) is dit oude (en goedkope) lensje om te toveren tot een macro-lens!
Meer:
- Heermoes. Webpagina op de website van Etymologiebank.
- Hendrikx, B. (2011). Het geslacht Equisetum. VarenVaria: Tijdschrift van de Nederlandse varenvereniging, 24(2), 4-7. PDF op de website van de Stichting Berglinde
- Hovenkamp, P., & Uffelen, G. van. (2006). Varenclassificatie. Webpagina op de website van de Nederlandse Varenvereniging. Dit artikel is eerder verschenen in VarenVaria: Tijdschrift van de Nederlandse varenvereniging, 19, 2.
- Steur, H. Paardenstaartboom: Calamites. Webpagina op de website van Geologie van Nederland.
- Steur, H. The horsetail tree Calamites. Webpagina op de website Fossiele planten
.