DUO en de Kempkensberg, een heuvel met historie

[Oorspronkelijk gepubliceerd op 18-01-2015. Geheel herzien en uitgebreid 08-04-2023. Voor het laatst bewerkt 27-11-2023] – Het DUO hoofdkantoor (dat vanwege zijn vormgeving al gauw de bijnaam kreeg van ‘cruiseschip’) heeft mij sinds de bouw al gefascineerd. Niet alleen als architectonisch icoon. Het wekte ook mijn interesse voor de locatie, de Kempkensberg. Een stukje Stad dat beladen is met geschiedenis. Daar wist ik tot voor kort weinig of niets van. Na een lange zoektocht in uiteenlopende bronnen kwam ik tot deze compilatie.

Vooraf: dit is een lange blogpost! Misschien liever eerst printen?

Inhoud

 


 

 

Over de naam Kempkensberg / terug naar Inhoud

Om met de deur in huis te vallen: het blijkt historisch gezien onjuist om de naam ‘Kempkensberg’ te gebruiken voor de plek langs de Helperzoom, waar het DUO-gebouw staat. De naam hoort eigenlijk bij een andere locatie.
Wim de Haan, een bewoner van het nieuwe appartementencomplex aan de rand van de DUO-stadstuin, attendeerde mij oktober 2022 op een onderzoek van Jan van den Broek, voormalig gemeentearchivaris van Groningen (vanaf 1977) en sinds 2002 stadshistoricus bij het Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven. Van den Broek werkte in 1921 samen met historicus Frans Westra, die in een archief in Marburg (Dld) een tot dusver onbekende kaart van de stad Groningen ontdekte. Van den Broeks aantekeningen bij deze kaart, onder de titel Een nieuwe oude plattegrond van Groningen (link), bevatten een korte tekst over de precieze locatie van de Kempkensberg. Die tekst werd vervolgens uitgewerkt in het artikel: Waar lag de echte Kempkensberg? (gepubliceerd 28 april 2022; Literatuur, 29). Hieronder vat ik het betoog van Van den Broek samen in mijn eigen woorden:

  • Rond 1400 lag net buiten de zuidelijke stadsmuur een strook hoger gelegen landbouwgrond. Het hoogste punt van deze zuides bevond zich ongeveer bij de kruising van de huidige Ypenmolendrift en Herebinnensingel. De es was verdeeld in kleinere, omheinde percelen (zgn. ‘kampen’). Daar ligt volgens Van den Broek – ook op basis van archiefdocumenten – de oorsprong van de naam Kempkensberg.
  • Geschiedschrijver Johan van Lemego beschreef in diezelfde tijd hoe de bisschop van Utrecht, Frederik van Blankenheim, in 1401 een strafexpeditie ondernam tegen de stad Groningen om de Groningers te onderwerpen aan zijn gezag. Lemego noemde de Kempkensberg (‘Kemekens barge’), als de plek waar Van Blankenheim zijn ‘bussen’ opstelde. Van den Broek gaat ervan uit dat Lemego hier doelde op de Kempkensberg op de zuides, vlak onder de stadsmuur.
  • Daar komt nog iets bij. Nadat Europa in de 13e eeuw kennismaakte met het buskruit, kwam al gauw de toepassing ervan op gang, in allerlei soorten nieuw wapentuig. Aanvankelijk vooral kleinere, draagbare vuurwapens. Maar vanaf tweede helft 14e eeuw werd ook groot kaliber geschut geproduceerd, dat stads- of kasteelmuren kon bestoken met zware ronde stenen. Deze vroege artilleriestukken – met namen als ‘bombarde’ (Italiaans/Frans), ‘steinbüchse (Duits), ‘steenbussen’ of kortweg ‘bussen’ (Middelnederlands), mortieren en ‘grieten’ (*) – waren nog tamelijk primitief. Ze hadden maar weinig vuurkracht en een geringe draagwijdte. Bovendien waren ze in gebruik zeer bewerkelijk en niet altijd betrouwbaar.
    (*) Het oude woord ‘Grieten’ zou de betekenis hebben van vermorzelen, verbrijzelen (link).
  • Ook de ‘bussen’ van Frederik Van Blankenheim hadden ongetwijfeld een beperkt bereik, misschien een paar honderd meter. Die kleine schootsafstand is voor Van den Broek bepalend voor de locatie van de Kempkensberg. Vanaf een positie op de zuides was de stadsmuur, op op ca 100 afstand, goed onder vuur te nemen. Daar moest dus de Kempkensberg gelegen hebben die Lemego beschrijft. De hoogte bij de Helperzoom (de huidige Kempkensberg), op een afstand van ca. 1 km, was voor een beschieting door Van Blankenheim veel te ver weg. Dat kon niet de Kempkensberg van Lemego zijn.
  • Van den Broek vermoedt dat het de Groningse historicus Johan Adriaan Feith (1858-1913) was die de naam Kempkensberg koppelde aan de plek bij de Helperzoom. Misschien in navolging van advocaat en archivaris R.K. Driessen (1759-1831). Deze noemde een heuvel tussen de 17e eeuwse Heerepoort en Helpman, maar legde geen verband meer met de vroegere zuides. Misschien omdat die oorspronkelijke Kempkensberg al lang geleden uit het zicht verdwenen was achter de in ca. 1470 aangelegde stadswal.
  • Diverse bronnen vermelden dat de ‘Kempkensberg’ bij de Helperzoom, in 1673 en ook tussen 1688- 1692, (deels) zou zijn afgegraven (link1, link2, link3). Dat moest voorkomen dat belegeraars daar opnieuw positie zouden kiezen. Op de resten van de heuvel werd in 1765 het Sterrebos aangelegd (link). Van den Broek meldt echter het volgende: ‘In de bronnen over de belegeringen van 1594 en 1672 wordt de Kempkensberg echter niet genoemd, net zo min als in de stukken die betrekking hebben op het afgraven van de hoogten na het doorstane beleg van 1672’. (Literatuur, 29, p. 3)
  • Wim de Haan ondernam een poging om via die archiefstukken meer te weten te komen. Hij kwam de naam Kempkensberg ook niet tegen, maar vond wel interessante gegevens over de voorbereiding van een afgravingsoperatie. Bijzonderheden over organisatie, logistiek en financiering, er kwam heel wat bij kijken. De Haan trof helaas geen details aan over waar en wanneer precies werd gegraven, noch over hoeveel grond er daadwerkelijk werd verzet en wat er met die grond werd gedaan.
  • Zelf stuitte ik op het internet op een onverwachte bron: een archeologisch veldonderzoek, ter voorbereiding van de aanleg van een persriool. Het onderzoekstracé liep tussen de Hereweg en de Bornholmstraat, en kwam vlak langs de Kempkensberg. Het bleek een toevalstreffer, want in het rapport (2005) staat het volgende: ‘De bodem op en rond de Hondsrug is langs het tracé grotendeels verstoord tot een diepte van 130 tot 680 cm onder het maaiveld. Een groot deel van deze verstoringen is waarschijnljk het gevolg van het afgraven van de Kempkensberg in de 17e eeuw. De afgegraven keileem is over het gebied ten noordoosten van de Kempkensberg uitgeschoven.’ Het is slechts een summiere aanwijzing. Maar toch, het is een spoor dát er inderdaad is afgegraven. (Literatuur, 34, p. 7)
  • De Hondsrugheuvel, waar het DUO-gebouw en het Sterrebos zijn gesitueerd, heeft een gemiddelde hoogte van 6-7 meter. Of deze heuvel in het verleden (veel) hoger is geweest blijft speculeren. Ter vergelijking: het Hoogstraatje in de binnenstad, en de Helper Esweg in Helpman liggen beide op 8-9 meter AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland). Wat er ook van deze Kempkensberg in het verleden is afgeschraapt, er bleef toch nog een aardig heuveltje over…

De bevindingen van Van den Broek zijn een waardevolle aanvulling op de interessante historie van deze omgeving. Maar ik betwijfel of Van den Broeks correctie gevolgen zal hebben voor de naamgeving. Het mag zo zijn dat de straatnaam Kempkensberg in 1969 werd toegekend op grond van een verkeerde interpretatie, maar déze naam voor déze plek is al meer dan vijftig jaar ingeburgerd. Zelfs de voormalige rijkskantoren (gesloopt in 2014) werden in de wandeling aangeduid als ‘de Kempkensberg’. Het zou mij verbazen als deze locatie alsnog een andere naam zou krijgen, hoe terecht ook. In deze blogpost blijf ik de naam Kempkensberg gebruiken in zijn hedendaagse, gangbare betekenis. Waar nodig zal ik het verduidelijken. Maar om deze locatie voortaan te omschrijven als ‘naamloze heuvel’ gaat mij te ver. Wim de Haan heeft een aardige suggestie: in de DUO stadstuin zijn in 2022 drie bijzonder vormgegeven bijenkorven geplaatst, omgeven door een schapenhek. Een bijenkampje op de Kempkensberg? Mooier kan het toch niet?

gezicht op groningen
Gezicht op Groningen, vanuit het zuiden. Ingekleurde gravure van Georg Braun en Frans Hogenberg, 1576-1577. Bron: Beeldbank Groningen, id. NL-GnGRA_817_1985

 

Gezicht op Groningen /  terug naar Inhoud

Hoe zag die Kempkensberg er in vroeger tijden eigenlijk uit? Geen gemakkelijke vraag, zo bleek al gauw. In het boek Groningen 1040, hoofdstuk 6: Koningsgoed in Groningen door historicus P.N. Noomen, vond ik een prachtige gravure (Literatuur, 18, p. 116-117. Zie de afbeelding hieronder). Deze toont een gezicht op Groningen, eind 16e eeuw, gezien in vogelperspectief. Op de prent zijn o.a. de oude Hereweg en Oosterweg te herkennen. Daartussenin ligt een enigszins geaccidenteerd terrein, met twee molens, een paar omheinde akkers en wat huizen. Zulke afgebakende akkers werden in de middeleeuwen ‘kampen’ genoemd. Ze kwamen overal voor bij esdorpen op de Hondsrug. Historicus Gerard Offerman vermeldt dat volgens verschillende beschrijvingen het gebied tussen Helpman en de stad inderdaad nogal heuvelachtig was. Maar hij merkt ook op dat ‘veel aangezichten op steden uit die tijd vanaf heuvels gezien getekend werden, of deze er nu waren of niet’ (Literatuur, 19, p. 11-12). Natuurgetrouw of niet, de gravure geeft een indruk hoe de omgeving er in die tijd kan hebben uitgezien, bekeken vanaf een denkbeeldige positie bovenop de Hondsrug. Noomen vertelt er niet bij of hij de huidige Kempkensberg in gedachten had. Op een andere afbeelding in zijn artikel – een schets van de omgeving van Groningen – staat zowel de Kempkensberg als ook de Groningse zuides aangegeven. Noomen noemt in zijn tekst een ‘kampje bij de Kempkensberg’ (Literatuur, 18, p. 132), maar ook kampjes op de zuides (idem, p. 140). Door Van den Broeks onderzoek weten we nu dat de naam Kempkensberg bij de zuides hoort, en niet bij de plek aan de Helperzoom.

De bekende Groninger Encyclopedie van K. (Kornelis) ter Laan houdt het op een korte omschrijving: ‘Kempkensberg: heuveltje aan de Hereweg, afgegraven 1673 en 1688-’92’. Vervolgens worden drie krijgsheren genoemd die speciale belangstelling hadden voor deze strategische locatie: Frederik van Blankenheim, Maurits (van Nassau) en de bisschop van Münster. Ze komen verderop (weer) ter sprake. Na de latere afgraving van de Kempkensberg wordt de overblijvende hoogte tot 1811 gebruikt als executieplaats (‘Galgenberg’ *) voor niet-militairen.

het gerecht
Het beleg van Groningen 1672. (Detail). Ingekleurde gravure van J.D. Fries, J. Feltman en H. Bierum, 1672. Bron: Beeldbank Groningen, id. NL-GnGRA_1536_6818

Het leger had zijn eigen gerechtsplaats in de Jacobijnendwinger op het voormalige Ciboga-terrein, tegenwoordig het Ebbingekwartier. Wanneer je nu door de stadstuin wandelt, aan de voet van het DUO-gebouw, kun je je moeilijk voorstellen dat dit ooit het toneel was van bloedige belegeringen en openbare terechtstellingen. Gelukkig zijn het nu andere tijden.

(*) Op een kaart van het beleg van Groningen in 1672 is bij de Kempkensberg een gerechtsgebouwtje met een galg getekend (links van de blauw-gele kompasroos). Het gebouwtje komt ook voor op het schilderij van Folkert Bock. Op die plek was toen dus al een gerechtsplaats aanwezig. (zie afbeeldingen bij de paragraaf Bernhard van Galen (‘Bommen Berend’) en Karel Rabenhaupt).

Er gaat niets boven Groningen… /  terug naar Inhoud

De prehistorische pioniers moeten het al gedacht hebben, toen zij zich op de noordkaap van de Hondsrug vestigden. Het is inderdaad een unieke plek, op de grens van twee heel verschillende landschappen: in het zuiden de Drentse zandgronden, in het noorden het Friese zeekleigebied. De Hondsrug werd vanouds geflankeerd door twee rivieren: de Hunze in het oosten en de Drentse A in het westen. De namen Hunze en Hondsrug (een verbastering van Hunze-rug) zouden afgeleid zijn van de Germaanse woorden ‘hûn’ of ‘hunaga’ (moeras, modderige rivier). Waar de Hondsrug onder de klei wegduikt – in de buurt van de wijk Selwerd – kwam Drentse A uit in de Hunze, die via een sterk kronkelende benedenloop een open verbinding had naar de Waddenzee. Toen de monding, nabij het huidige Pieterburen, in in de 8e en 9e eeuw dichtslibde, verlegde de loop zich naar het westen en mondde uit in de Lauwerszee. Later werden de Drentse A en vervolgens ook gedeelten van de Hunze omgelegd, bedijkt en gekanaliseerd. Vanaf enig moment heette de gehele waterloop, vanaf de Noorderhaven in de stad Groningen tot aan het Lauwersmeer, het Reitdiep. De open verbinding van dit Reitdiep met zee werd in 1877 verbroken door de aanleg van een afsluitdijk en een sluizencomplex bij Zoutkamp.
Over de naam Reitdiep wordt verschillend gedacht. Volgens Van den Broek is ‘Reitdiep’ oorspronkelijk de naam van een kanaal dat in de 10e of 11e eeuw door een rietmoeras (‘reitland’) ten zuiden van Dorkwerd werd gegraven, als omlegging van de Drentse A (Literatuur, 28, p. 28). Sommige bronnen melden dat de naam ‘Reitdiep’ in 1551 voor het eerst werd gebruikt (link). En andere geven aan dat de Hunze vanaf 1629 Reitdiep werd genoemd, nadat de kronkelingen van het Oude Diepje (de oude Hunzeloop) waren afgesneden (link). Van de vroegere Hunzerivier, die nu eindigt in het Winschoterdiep, is niet veel meer overgebleven. Maar er zijn initiatieven om deze voormalige Groningse getijdenrivier weer te verbinden met het Reitdiep (link).

Op de hoger gelegen Hondsrug, die tot in de late middeleeuwen werd omgeven door onbegaanbare veengebieden en moerasbossen, lag de belangrijkste landroute, zowel naar het zuiden (naar Drenthe en Duitsland, via het strategisch gelegen Coevorden) als naar het noorden (de Friese Ommelanden). De tot dusver oudste sporen van bewoning binnen de stad Groningen werden in 1985 gevonden bij het Winschoterdiep in de Oosterpoortwijk, op ca. 1 km afstand van de Kempkensberg: een stukje akkerland met ploegkrassen en enkele kuilen met houtskoolresten. De houtskool kon worden gedateerd op ca. 3950-3720 jaar v. Chr. (Literatuur, 14, p. 34-35; link1 photo 82; link2). Maar de officiële geschiedschrijving van de stad begon pas vele eeuwen later.

 

 

Hondsrug en gasbel /  terug naar Inhoud

De Hondsrug, of juister het Hondsrugsysteem, bestaat uit vier langgerekte, parallelle heuvels van zand en keileem. Die keileem bevat enorme aantallen zwerfstenen, afkomstig uit Scandinavië en het Oostzeegebied. Van oost naar west: de Hondsrug, de rug van Tynaarlo, de rug van Rolde of Sleen en de rug van Zeijen. De oostelijk gelegen Hondsrug is de grootste en strekt zich uit van Klazienaveen tot Groningen, ca. 70 km lang. Bij Emmen is hij ca. 3 km breed, met een hoogte van 26 m boven NAP. Naar het noorden toe wordt de rug steeds smaller en lager. Bij Groningen is hij nog maar enkele honderden meters breed en tussen de 5-10 meter hoog. De hoogteverschillen zijn maar klein. Je kunt eigenlijk nauwelijks van heuvels spreken, het zijn eerder meer of minder zichtbare glooiingen. In de stad Groningen ligt het hoogste punt bij – zoals de naam al aangeeft – het Hoogstraatje (postcode 9711LN): gemiddeld 8,2 meter, volgens de postcodetool van het AHN. Op het meest noordelijke puntje van de Hondsrug ligt de Noorderbegraafplaats (Moesstraat 98, gemiddelde hoogte 2,1 meter).
Over de oorsprong van deze reeks zandruggen is lange tijd veel gespeculeerd, maar een sluitende verklaring was er tot nog toe niet. Geologisch onderzoekers Enno Bregman en Florian Smit brachten daar meer duidelijkheid in (Literatuur, 2). Zij vonden sterke aanwijzingen dat de heuvels zijn ontstaan aan het eind van de voorlaatste IJstijd (het Saalien, ca. 150.000 jaar geleden). Onderin een snel bewegende ijsstroom, uit NW-ZO richting, werd eerder afgezet zand en keileem gemodelleerd tot kaarsrechte ruggen (zogenaamde megaflutes). Dat klinkt vrij simpel, maar in werkelijkheid gaat het om een zeldzaam en heel complex fenomeen. Een artikel van wetenschapsjournalist Han Oomen (Literatuur, 21) geeft een goede samenvatting van Bregmans onderzoek. Hoe dan ook is de Hondsrug een bijzondere aardkundige structuur, die van grote invloed is geweest op de ontwikkeling van Groningen. Dat kan ook gezegd worden van een ander bodemverschijnsel, iets verderop in de provincie.

De aardgasbel die in 1959 bij Slochteren werd ontdekt heette zestig jaar lang de kurk van de Nederlandse economie en welvaart. Maar sinds 1986 komt ook een andere, grimmige kant van de aardgaswinning naar boven: steeds vaker worden de Groningers opgeschrikt door aardbevingen. De zwaarste beving tot nu toe (3,6 op de schaal van Richter) vindt plaats op 16 augustus 2012 bij Huizinge, gemeente Loppersum. Maar ook na ‘Huizinge’ gaan de bevingen door. De materiële schade aan huizen in het gebied is aanzienlijk. Maar erger nog, de moeizame schadeafhandelingen, slepende juridische procedures en trage hersteloperaties veroorzaken ook veel persoonlijk leed. In 2015 lekt een rapport uit van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Daarin wordt onomwonden gesteld dat er tot 2013 bij de gaswinning onvoldoende rekening is gehouden met veiligheidsrisico’s voor de burgers. Een parlementaire enquête commissie begint in 2021 een onderzoek naar de besluitvorming en belangenafwegingen rond de aardgaswinning sinds 1959. In 2022 worden in openbare hoorzittingen tientallen getuigen en deskundigen gehoord. En op 24 februari 2023 presenteert de commissie haar eindrapport ‘Groningers boven het gas’. De conclusies bevestigen het eerdere rapport van de Onderzoeksraad: geld ging altijd boven veiligheid en de belangen van Groningen zijn stelselmatig genegeerd en weggedrukt. Door ongekend systeemfalen liep de gaswinning uit op een ‘rampzalige situatie’ (link). Daar is geen woord Spaans bij. Maar de vraag blijft wanneer Groningen eindelijk verlost zal worden van dit gasdrama.

 

 

Villa Cruoninga / terug naar Inhoud

Oud-gemeentearchivaris en stadshistoricus Jan van den Broek kwam eerder al uitvoerig ter sprake in Over de naam Kempkensberg. Zijn proefschrift , getiteld Groningen, een stad apart (2007), heeft als rode draad de afgelegen ligging van Groningen. Leidende gedachte is dat ‘… de perifere ligging van de stad Groningen ten opzichte van Utrecht, Brussel en Den Haag, de machtscentra waarmee zij die in de loop van de eeuwen te maken heeft gehad, van invloed moet zijn geweest op haar ontwikkeling. Groningen lag voor een aantal landsheren (al dan niet in spe) gewoon te ver weg’. En ‘Deze omstandigheid heeft niet alleen de ontwikkeling van Groningen beïnvloed, zij heeft ook haar uitwerking gehad op de aard van de stad en op de houding en denktrant van de Groningers.’  (Literatuur, 25, p. 4). In 1040 maken de Nederlanden deel uit van het Duitse (Heilige Roomse) Rijk. Op de noordelijke punt van de Hondsrug, in de buurt van het huidige Martinikerkhof, is sinds ca. 700 een Drentse esdorp gegroeid. De naam van dat dorp: Cruoninga (Groningen) wordt voor het eerst genoemd in een giftbrief van de Duitse koning en keizer Hendrik III. Deze schenkt op 21 mei 1040 een landgoed in de Villa Cruoninga aan het bisdom van Utrecht. Die oorkonde is het oudste schriftelijke bewijs van het bestaan van de stad.

Frederik van Blankenheim /  terug naar Inhoud

Achtereenvolgende bisschoppen van Utrecht hebben grote moeite om hun gezag in Groningen uit te oefenen. De in 1393 aangetreden bisschop Frederik van Blankenheim is vastbesloten om dat verre Groningen, dat hem niet als landsheer erkent, een lesje te leren. Tijdens de Utrechts-Groningse oorlog (1400-1405) trekt hij met een leger op naar het noorden. Groningen heeft door zijn ligging echter een belangrijk strategisch voordeel: omsingelen is niet mogelijk, er is maar één toegang: de Hereweg over de Hondsrug. De Groningers krijgen bovendien hulp van de Ommelanders die ook weinig moeten hebben van bisschoppelijke bemoeienis met hun zaken. Geschiedschrijver Johan van Lemego beschrijft hoe Van Blankenheim aanvalt vanaf de Kempkensberg. (Literatuur, 24, p.35). Onderzoek van Van den Broek heeft aangetoond dat de naam Kempkensberg hoort bij de vroegere zuides, direct buiten de oude stadsmuur. De huidige Kempkensberg, langs de Helperzoom, zou ver buiten bereik liggen van het geschut van die tijd. Maar ook al komt Van Blankenheim heel dichtbij, zijn belegering mislukt. Pas jaren later, in 1419, lukt het hem alsnog de erkenning van de Groningers te verkrijgen.

Maurits en Willem Lodewijk van Nassau /  terug naar Inhoud

In de Groninger Encyclopedie (van K. ter Laan) zijn het vervolgens prins Maurits van Nassau en zijn neef graaf Willem Lodewijk van Nassau, die bij de Kempkensberg opduiken. Nederland is op dat moment verwikkeld in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tegen de onderdrukking door de Spaanse koning Philips II en het schrikbewind van diens landvoogd Alva (*). Na de Pacificatie van Gent (1576) vertrekken de Spaanse troepen uit het land, ook uit Groningen. Maar dat betekent niet dat de problemen over zijn. Van den Broek daarover: ‘In tegenstelling tot de meest prominente vertegenwoordigers van de Ommelanden heeft de stad Groningen de Unie van Utrecht (**) niet ondertekend en heeft ze alleen gedurende de eerste tien jaren van de Nederlandse opstand wat halfhartig meegedaan met de strijd tegen de Spaanse koning.’ En: ‘[…] de religiekwestie [speelde] ook in Groningen wel een zekere rol, maar deze was toch niet zo belangrijk dat men andere belangen daarvoor in de waagschaal wilde stellen. Veel gewichtiger was de traditionele suprematie van de stad Groningen over de ‘Friese Ommelanden’ (Literatuur, 25, p. 518). In de onderlinge machtsstrijd (met als inzet het stapelrecht, link) zoeken de Ommelanden steun bij de Staatsgezinde opstandelingen. De Stad kiest in 1580 echter partij voor de Spaanse koning (het verraad van Rennenberg, link). Dat laatste ziet Willem Lodewijk, die stadhouder is van Friesland en de Ommelanden, als een groot gevaar. Hij bedenkt een plan om Groningen te isoleren en zo tot overgave te dwingen: de schansenoorlog (link1link2). Daarbij krijgt hij hulp van prins Maurits, o.a bij de verovering van Aduarderzijl, Delfzijl, Steenwijk en Coevorden.

 

groningen 1594
Beleg van Groningen 1594. Ingekleurde gravure van B. Dolendo, 1619. Bron: Beeldbank Groningen, id. NL-GnGRA_1536_4629

 

Op 22 mei 1594 staan Maurits en Willem Lodewijk met een groot leger voor Groningen. Op diverse kaarten van het beleg, zoals de afbeelding hierboven, is te zien dat Maurits en Willem Lodewijk hun kamp opslaan ten zuiden van de stad, op de Hondsrug bij Helpman. Ongeveer dezelfde plek waar zich nu het Sterrebos en het DUO-gebouw bevinden. In 1594 en ook in 1672 kan het een naamloze heuvel zijn geweest. Historicus Van den Broek schrijft: ‘In de bronnen over de belegeringen van 1594 en 1672 wordt de Kempkensberg echter niet genoemd’. (Literatuur 29, p. 3). En heeft K. ter Laan, die in zijn Groninger Encyclopedie de Kempkensberg wel vermeldde, zich misschien gebaseerd op J.A. Feith’s interpretatie? (zie Over de naam Kempkensberg). Hoe het ook zij, daar waar deze heuvel overgaat in vlakker terrein, graven de manschappen een uitgebreid stelsel van loopgraven, langs de Hereweg en de Oosterweg, in de richting van de stad. Vooraan bij de loopgraven staan afdelingen met zwaar geschut opgesteld, dichtbij de vestingmuren. Het beleg duurt twee maanden. Terwijl de stad vanaf de zuidkant wordt beschoten, laat Maurits een vestingeiland (ravelijn) bij de Oosterpoort ondermijnen. Na de ontploffing is er weinig meer van over. Op 23 juli wordt de overgave vastgelegd in het Tractaat van Helpman, later bekend als het Tractaat van Reductie (link1, link2). Vanaf dat moment behoort ook de Stad Groningen tot de Unie van Utrecht. Groningen en de Ommelanden gaan op in één nieuw gewest Stad en Lande, dat toetreedt tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

(*) Toevoeging woensdag 31 december 2014. In een ingezonden stuk in de Volkskrant van vandaag herinneren historici Coos Huijsen en Geerten Waling aan de toespraak van stadhouder Willem van Oranje in de Raad van State, het adviesorgaan van de Spaanse koning Philips II. Dat gebeurde op 31 december 1564, precies 450 jaar geleden. Die toespraak (de zgn. ‘Oudejaarsrede’) is volgens de schrijvers de basis voor de Nederlandse strijd tegen de Spaanse overheersing, die tachtig jaar zou duren (1568-1648).

(**) In 1579 sloten een aantal Nederlandse gewesten een politiek verbond: de “Unie van Utrecht” (link). De Groningse Ommelanden tekenden ook, de Stad niet.

Groningen vestingstad /  terug naar Inhoud

Vanwege de strategische ligging is Groningen van groot militair belang voor de Republiek. Tijdens het Twaalfjarig bestand wordt – met subsidie van de Staten-Generaal – geïnvesteerd in een forse vernieuwing van de verdedigingsgordel. Daarbij wordt ook het grondgebied van de stad sterk vergroot, zelfs verdubbeld. Deze grote stadsuitleg (1615-1624) staat centraal in het proefschrift van Elwin Koster: Stadsmorfologie (2001). Stadsmorfologisch onderzoek richt zich op de vormgeving van ruimtelijke structuren, zowel van stedelijke als landelijke gebieden. Volgens Koster, specialist in architectuurgeschiedenis en geo-informatie, is modernisering van de fortificaties geen specifiek Groningse kwestie. […] ‘het ontwerpen en aanleggen van nieuwe fortificatiewerken was in die jaren aan de orde van de dag in de gehele Republiek. Op basis van de uit onder meer Italië geïmporteerde ideeën over defensieve werken ontwikkelde zich aan het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw een nieuw Nederlands stelsel’. (Literatuur, 16, p. 257). Gebiedsuitbreiding en de bouw van nieuwe vestingwerken vindt vooral plaats aan de noordzijde van de stad. Opmerkelijk genoeg niet aan de zuidkant, terwijl daar toch – vanaf de Hondsrug – de meeste dreiging te verwachten is. Maar uitbreiding in zuidelijke richting zou het ongewenste gevolg hebben dat de afstand tussen de vestingwallen en de heuvel bij Helpman (de huidige Kempkensberg), die een beruchte aanvalsplek is, zou worden verkleind. Dit argument wordt ook genoemd door Offerman (Literatuur, 19, p. 18) en Kampinga & Peerbolte (Literatuur, 11, p. 15). Elwin Koster signaleert een ander argument: ‘Over de zuidzijde wordt […] vrijwel geen discussie gevoerd, de nieuwe stadswal vervangt de bestaande fortificatiegordel. Aan deze zijde wordt nauwelijks gestreefd naar een uitbreiding van de stad naar het zuiden toe, wat in diverse opzichten de meest ideale situatie zou hebben opgeleverd. Alle partijen lijken het er over eens te zijn dat een snelle procedure wenselijk is voor de stad.’ (Literatuur, 15, p. 165). Snelheid, tijdwinst zouden dan doorslaggevend zijn geweest. Uiteindelijk ligt er een nieuwe vestingwal, 7 km lang en 10 meter hoog, met zeventien bastions of dwingers en acht stadspoorten. Daarmee moet de stad tegen een stootje kunnen.

Bernhard van Galen (‘Bommen Berend’) en Karel Rabenhaupt /  terug naar Inhoud

folkert bock 1672
Het beleg van Groningen 1672. Schilderij van Folkert Bock, 1686. Bron: Kunstpunt Groningen. Het schilderij hangt in het stadhuis van Groningen.

Een stresstest van het nieuwe verdedigingswerk laat niet lang op zich wachten. In het Rampjaar 1672 raakt de Republiek in oorlog met Frankrijk onder Lodewijk XIV. De Zonnekoning wordt gesteund door Engeland, Zweden, Keulen en Münster. De bisschop van Munster, Christoph Bernhard von Galen (of kortweg Bernard van Galen), en de bisschop van Keulen Maximiliaan Hendrik van Beieren, hebben allebei hun redenen om mee te doen. Hun aandeel in de Frans-Nederlandse of Hollandse oorlog staat bekend als de Tweede Münsterse oorlog (1672-1674). Van Galen is Nederland al eens eerder binnengevallen, tijdens de Eerste Münsterse oorlog (1665-1666). Ook Drenthe en Groningen maken dan met hem kennis. Op 1 juni 1672 is het weer raak. Het Münsterse leger trekt Twente binnen, verovert dezelfde dag Enschede en op 11 juli Coevorden. Op 19 juli bereiken de bisschoppelijke troepen de stad Groningen.

 De Friese schilder Folkert Bock (1632-1696) maakte in 1686, in opdracht van het Groningse gemeentebestuur, een schilderij ter herinnering aan het beleg van de Stad. Op de achtergrond zien we de Martinitoren, in het midden twee rijen loopgraven en de rookpluimen van het geschut. Maar de aandacht gaat vooral naar de ruiter op de voorgrond, in een rode uniformjas en gezeten op een spierwit paard. Het is niet duidelijk wie het is. Een legerofficier? Of wilde Bock misschien Von Galen zelf uitbeelden? Ik vond er geen informatie over. De ruiter is in gesprek met enkele omstanders, bovenop een heuvel (de huidige Kempkensberg?) die uitzicht geeft op het slagveld. (link)

Toevoeging 23-03-2023. Van 23 april 2022 t/m 30 oktober 2022 had het Groninger Museum de expositie Stad houdt stand – 350 jaar Groningens ontzet, over de belegering van de stad Groningen in het het rampjaar 1672. (link). Te zien waren o.a. een 13 x 3,5 meter uitvergrote print van een kaart van landmeter Tideman (link) en een maquette van de belegering. De kaart van Tideman ik hier niet tonen, maar een vergelijkbare andere kaart (hieronder) geeft ook een duidelijk overzicht van het strijdtoneel. De Beeldbank Groningen heeft verschillende kaarten (link1) en afbeeldingen over het beleg van 1672 in haar collectie.

 

groningen 1672
Het beleg van Groningen 1672. Ingekleurde gravure van J.D. Fries, J. Feltman en H. Bierum, 1672. Bron: Beeldbank Groningen, id. NL-GnGRA_1536_6818

 

De Duitse troepen hebben hun kampement ingericht bij het dorp Haren. Het Münsterse leger van Von Galen links van de Hereweg (blauwgroene vakken op de kaart), het Keulse leger van Maximiliaan van Beieren rechts daarvan (rode vakken op de kaart). Net als tijdens de belegering in 1594 zien we ook op deze gravure lange loopgraven – hier in zigzagpatroon -, vanaf een plek bij de huidige Sterrebos tot aan de stad. Nogmaals, volgens Van den Broek wordt de Kempkensberg in archiefstukken niet genoemd (Literatuur 29, p. 3). Maar op deze kaart, op het schilderij van Bock en ook op de maquette in het museum is te zien dat de Hondsrugheuvel bij Helpman (op de prent links van de blauw-gele kompasroos) goed gediend kan hebben als commandopost. Vooraan bij de loopgraven, zo dicht mogelijk bij de vestingmuren, staan de batterijen artilleriegeschut opgesteld. Op de gravure zijn zelfs de vuurlijnen van de kanonnen ingetekend.

Op 27 juli beginnen de beschietingen. Er wordt van alles afgevuurd: brandbommen, granaten, stinkpotten (stinkbommen) en op het laatst zelfs straatstenen. Straatstenen? Oud-diplomaat Robert Fruin* (1933-2022) schrijft in zijn boek De oorlog van 1672: steeds vaker kwamen er straatstenen – vermoedelijk uit de Hereweg gerukt – in plaats van bommen en kogels over de wallen in de stad terecht’. (Literatuur, 5, p. 292). Ook historicus en tv-presentator Ben Hofman noemt het gebruik van ‘zwerfkeitjes uit de Hereweg’ als projectielen (video). Volgens Harry Huisman, zwerfstenenspecialist, waren er rond 1400 in de stad Groningen al straten geplaveid met zwerfstenen, die op de Hondsrug immers voor het oprapen lagen. (link). Het gebruik van stenen munitie is minder vreemd dan het lijkt. Vanaf de 14e tot in de 16e eeuw zijn bij veel belegeringen natuurstenen kogels gebruikt. Geleidelijk aan werden ze door ijzeren kogels vervangen. Het leger van Von Galen blijkt in 1657 (beleg van Münster) echter nog steeds te beschikken over stenen kogels. (Literatuur 35, p. 48). Misschien waren de vijandelijke troepen bij Groningen door hun ijzeren voorraad heen, en gingen dan maar weer met stenen (of desnoods zwerfkeien) schieten (link). Het heeft niet veel geholpen.

(*) niet te verwarren met de 19e eeuwse historicus Robert Fruin (1823-1899).

 

 

Ondanks zijn moderne, zware geschut, dat hem al veel overwinningen – en de bijnaam “Bommen Berend” – bezorgde, heeft Von Galen dit keer geen succes. Zijn leger wordt geteisterd door verliezen, ziekte, aanhoudende regen, gebrek aan voedsel en andere tegenslag. En hoewel de beschietingen in de stad veel schade aanrichten, vallen er relatief weinig slachtoffers. Veel inwoners zijn gevlucht naar de noordkant, buiten het bereik van Van Galens kanonnen. Ze hebben het zwaar te verduren maar laten zich niet ontmoedigen. Bevelhebber Carl von Rabenhaupt (of Karel Rabenhaupt) heeft bovendien zijn verdediging goed voorbereid. Zodra hij hoort dat de vijand in aantocht is, laat hij een groot gebied rond de stad onder water zetten, om een omsingeling te voorkomen. Alle huizen en bomen onder de zuidelijke vestingwal worden neergehaald voor een vrij schootsveld. Voedselvoorraden worden aangelegd en de burgers bewapend. En op de zuidelijke wal hebben de Groningers hun eigen kanonnen opgesteld, waaronder de legendarische Groote Griet.

Na amper vier weken, op 17 augustus, houdt Von Galen het voor gezien. Hij druipt af in dezelfde richting vanwaar hij gekomen is, met een gehalveerd leger. Von Rabenhaupt is de gevierde overwinnaar. Naast het Stadhuis houdt hij ook vandaag de dag nog een oogje in het zeil (link). De datum 17 augustus – na invoering van de Gregoriaanse kalender verandert dat in 28 augustus – wordt sindsdien jaarlijks gevierd als Gronings Ontzet of Bommen Berend (link1, link2). Meteen na het beleg besluiten Von Rabenhaupt en stadsbestuur om de hoger gelegen gronden voor de Herepoort en Oosterpoort af te graven. Daar ontstaat een open, moerassig terrein. Buiten de poorten mag niet meer gebouwd worden. Het schootsveld moet open blijven. In 1673 en ook tussen 1688- 1692 zou ook die vermaledijde berg van ‘Bommen Berend’, de Kempkensberg, zijn afgegraven (zie ook Over de naam Kempkensberg).

 

 

Linie van Helpman (Menno van Coehoorn) /  terug naar Inhoud

In 1695 stellen de Staten-Generaal Menno van Coehoorn aan als inspecteur van de fortificaties in de Republiek. Na een bezoek aan Groningen ontwerpt Van Coehoorn een nieuwe, verder naar het zuiden opgeschoven verdedigingslinie, ongeveer ter hoogte van de huidige Kempkensberg. De twee kilometer lange Linie van Helpman of Helperlinie bestaat uit een aarden wal met puntige bastions (lunetten), rechthoekige schansen (redoutes), grachten en gemetselde muren. In latere jaren wordt langs de vesting nog een verbindende gracht, het Helperdiep, gegraven tussen het Winschoterdiep en het Noord-Willemskanaal. Wie vanuit de stad naar Helpman gaat, passeert eerst de brug over de droge gracht bij de vesting (de ‘droge brug’) en vervolgens de brug over het Helperdiepje (de ‘natte brug’). Van Coehoorn’s defensiebouwwerk is het eerste voorbeeld van zijn Nieuw Nederlandse Vestingstelsel. Maar de Helperlinie is nooit gebruikt. Er heeft nooit meer een belegering plaatsgevonden. Nadat in 1874 de Vestingwet is aangenomen wordt de vesting van Groningen, inclusief de Helperlinie, ontmanteld.

Sterrebos en Helperlinie /  terug naar Inhoud

Toch herinneren nog heel wat sporen aan Gronings verleden als vestingstad. Tussen de Hereweg en de Oosterweg, op de plek van de voormalige aanvalsheuvel van 1594 en 1672, wordt in 1765 het Sterrebos (link1link2)aangelegd. Het ontwerp van stadshovenier Jan Godfried Becker heeft een strak geometrisch patroon in Franse stijl, met acht lanen in de vorm van een ster. Maar in 1881 besluit het stadsbestuur om het stadsbos op de schop te nemen. De afbraak van de Helperlinie maakt een uitbreiding van het Sterrebos mogelijk. Tuinarchitect Louis Paul Zocher, ontwerpt in 1882-1883 aan de zuidkant een nieuw terrein, met heuvels en in het midden een vijver. Zocher, die een aanhanger is van de Engelse landsschapsstijl, vervangt bovendien de rechte lanen door slingerpaden. In diezelfde periode, vanaf 1882, worden ook de oude vestingwallen aan de noordkant van de stad veranderd in een park. Dat Noorderplantsoen wordt, eveneens in Engelse stijl, ontworpen door H. Copijn. Aan de overkant van de Hereweg, langs de RK-begraafplaats, is nog een deel van Coehoorns vroegere aarden vestingwal bewaard gebleven. En op de parkeerplaats van de Terra MBO gebouwen is nog een stuk van de vestingmuur te zien. Bij de bouw van de parkeergarage onder het DUO-gebouw komen voorjaar 2012 geheel onverwacht andere delen van die 17e eeuwse vestingmuur tevoorschijn (link1link2). Men dacht dat er op die plek niets meer van te vinden zou zijn. Vier brokken van dat metersdikke metselwerk kregen zomer 2015 een plaatsje in de nieuwe stadstuin aan de voet van de DUO-toren.

 

 

Toevoeging 23-03-2023. In 2019 werd er opnieuw gegraven, nu voor de bouw van het nieuwe appartementencomplex Kempkensberg, aan de rand van de DUO-stadstuin. Bij de werkzaamheden kwamen grote delen van de Helperlinie tevoorschijn (link1, link2, link3). Enkele kleine brokstukken van de opgraving uit 2012 kwamen terecht in het net gereedgekomen woonwijkje Engelse Park (link1, link2). Ze kregen een nieuwe plek langs het Helperdiep, bij een kunstwerk dat herinnert aan het Engelse Kamp (link). Maar veel brokken metselwerk schijnen vernietigd te zijn. Zelf had ik graag gezien dat in de DUO-tuin ook een paar Helperlinieresten zouden blijven. Als een mooie aanvulling op de beplanting en tevens als een verwijzing naar de voormalige Helperlinie. Maar dat heeft niet zo mogen zijn.

Wat architectuur betreft is de Kempkensberg een toplocatie geworden. Alles wat hier sinds 2011 is gebouwd is in de prijzen gevallen.

  • Het fameuze DUO-gebouw, ontworpen door UNStudio (oprichters Ben van Berkel and Caroline Bos) kreeg in 2011 de publieksprijs voor het mooiste gebouw van Groningen (link1, link2). Van Berkel en Bos ontvingen in 2016 de BNA Kubus, een oeuvreprijs voor hun verdiensten op het gebied van de architectuur in Nederland (link).
  • Het wooncomplex Kempkensberg, ontworpen door De Zwarte Hond, was in 2021 winnaar van de Groninger Architectuurprijs (publieksjury) (link1, link2).
  • De gasloze en energieneutrale woningen van het Engelse Kamp, ontworpen door Bedaux de Brouwer Architecten (link), won de Groninger architectuurprijs 2022 (publieks- en vakjury) (link1, link2).

 

 

Engelse Kamp / terug naar Inhoud

In 2014 werd in Europa, vooral in België, Duitsland, Engeland en Frankrijk het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Nederland was officieel neutraal. Maar indirect werd ons land toch bij de oorlog betrokken door de internering van vluchtelingen en militairen, o.a. in Groningen. Het is de geschiedenis van het Engelse Kamp op de huidige Kempkensberg. Een merkwaardig en intrigerend verhaal, dat bij het grote publiek tot voor kort niet of nauwelijks bekend was. Daar is nu verandering in gekomen. Menno Wielinga, WO I kenner, deed uitvoerig onderzoek naar dit Engelse Kamp en publiceerde er voorjaar 2014 een indrukwekkend, rijk geïllustreerd boek over: Het Engelse Kamp, Groningen 1914-1918. (Literatuur, 33)

‘Op 11 oktober 1914 kwamen 1.500 manschappen van de First Royal Naval Brigade in Groningen aan. Zij waren begin oktober ingezet om het Belgische leger terzijde te staan toen het Duitse leger Antwerpen aanviel. Tijdens de terugtocht werd hun ontsnappingsroute afgesneden. Commodore Wilfred Henderson wilde zich met zijn manschappen niet krijgsgevangen laten nemen en besloot met zijn drie bataljons de Nederlandse grens over te steken. In Nederland aangekomen werden ze, overeenkomstig de internationale rechtsregels, geïnterneerd in Groningen. Achter de huidige Van Mesdagkliniek (de vroegere stadsgevangenis) werd op het exercitieterrein van de Rabenhauptkazerne (die gelegen was tegenover deze gevangenis) een compleet barakkenkamp ingericht met vele voorzieningen voor sport, huisvesting, verzorging, bewaking en ontspanning. Dit kamp werd in Groningen al snel het ‘Engelse Kamp’ genoemd.’ (Inleiding over het Engelse Kamp, door Menno Wielinga).

Bij het boek hoort een dvd van een filmdocumentaire over The Timbertown Follies (link1link2). Dit cabaret- en muziekgezelschap dat in het kamp werd opgericht kreeg met meer dan driehonderd optredens zelfs landelijke bekendheid. In samenhang met de publicatie van Wielinga’s boek organiseerde het Noordelijk Scheepvaartmuseum een kleine maar tot de verbeelding sprekende expositie (22 maart t/m 9 juni 2014) over het kamp en zijn bewoners. Die geeft een goede indruk hoe deze Engelse mariniers, ver afgedwaald van hun oorspronkelijke missie, moesten proberen op een zinvolle manier de tijd door te komen. Naast de dagelijkse routines werden er cursussen opgezet, er waren voetbalwedstrijden, toneel, cabaret en andere creatieve bezigheden. Maar de geïnterneerden konden zich ook opgeven voor allerlei betaalde en onbetaalde werkzaamheden, zowel binnen als buiten het kamp. Terwijl enkele honderden kilometers verderop een gruwelijke loopgravenoorlog werd uitgevochten, verkeerden zij in ‘gedwongen vrijheid’ (zoals de titel van deze tentoonstelling luidt).

 De Groninger Archieven publiceerden een gedigitaliseerde versie van een herinneringsalbum, met teksten, foto’s en tekeningen van het leven in het kamp. De Timbertown Follies zijn ook onderdeel van de theatervoorstelling Buiten Schot van Diederik van Vleuten. De titel is ontleend aan het gelijknamige boek van Paul Moeyes (2001). In het Sterrebos herinneren een eenvoudige gedenksteen en een kleine gemetselde pilaar – onderdeel van de oorspronkelijke toegangspoort – nog aan het bestaan van het kamp.

 

 

Literatuur / terug naar Inhoud

  1. Boersma, J. W. ,  Van den Broek, J.F.J. & Offerman, G.J.D. (Red.) (1990). Groningen 1040: archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen. Bedum: Profiel.
  2. Bregman, E.P.H. , & Smit, F.W.H. (2012). Genesis of the Hondsrug, a Saalien megaflute, Drenthe, The Netherlands – aspiring Geopark. Assen: Provincie Drenthe; Universiteit Utrecht. [PDF]
  3. Davies, J. (2019). The Medieval Cannon 1326-1494. Oxford: Osprey Publishing (Bloomsbury Publishing). [E-book, PDF op de website van bücher.de]
  4. Duijvendak, M.G.J., Feenstra, H., Hillenga, M., & Santing, C.G. (Red.) (2008). Geschiedenis van Groningen. 2 dln. Zwolle: Waanders.
  5. Fruin, R.(1972). De oorlog van 1672. (Groningen): Wolters-Noordhoff. [gedigitaliseerde uitgave 2011, Google Books]
  6. Gemeente Groningen. (2010). Bestemmingsplan Helpman, Toelichting hfst. 2.1. Ruimtelijke structuur. [PDF]
  7. Gemeente Groningen. (2008). Bestemmingsplan Kempkensberg – Engelse Kamp e.o., Toelichting hfst. 2 Geschiedenis [PDF]
  8. Gemeente Groningen. (2009). Bestemmingsplan Oud-Zuid, Toelichting hfst. 2 Geschiedenis van het gebied [PDF]
  9. Gemeente Groningen. (2013). Cultuurhistorische analyse binnenstad Groningen. [PDF]
  10. Grieten en kanonnen. Webpagina op de website van Erfgoed ‘s Hertogenbosch
  11. Kampinga, A., & Peerbolte, M. (2014). Anderhalve eeuw Brandenburgerbuurt. Groningen: Netzo.
  12. Karel, E.H. (2010). Tussen cultuurhistorie en ecologisch erfgoed: het Sterrebos in de stad Groningen, (1765-2009). In: Collenteur, G., Duijvendak, M., Paping, R. & De Vries, H. (2010). Stad en regio : opstellen aangeboden aan prof. dr. Pim Kooij bij zijn afscheid als hoogleraar economische en sociale geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen (pp. 204-216). Assen: Van Gorcum.
  13. Kieft, N. (2004) Slagveld Groningen: De strijd om de Hoofdstad van het Noorden in de Tachtigjarige Oorlog 1586-1594. [ Gepubliceerd in Bulletin Historische Kring Menterwolde] [PDF]
  14. Kortekaas, G.(1990). De prehistorie van Groningen. In: J. W. Boersma, J.F.J. van den Broek & G.J.D. Offerman (Red.). Groningen 1040: archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen (pp. 33-42). Bedum: Profiel.
  15. Koster, E.A. (2003). De zeventiende-eeuwse stadsuitleg van Groningen: over de keuze van de vorm en de gedachtegang van de ingenieur. Bulletin KNOB, 4/5, 163-169. [PDF]
  16. Koster, E.A. (2001). Stadsmorfologie: Een proeve van vormgericht onderzoek ten behoeve van stedenbouwhistorisch onderzoek. (z.p.): (z.u.). [Proefschrift] [Samenvatting, thesis PDF]
  17. Maat, J.H.(2004). Het kabinet en de vluchtelingen van de Eerste Wereldoorlog. Openbaar bestuur, jun/jul, 15-18. [PDF]
  18. Noomen, P.N. (1990). Koningsgoed in Groningen: het domaniale verleden van de stad. In: J. W. Boersma, J.F.J. van den Broek & G.J.D. Offerman (Red.). Groningen 1040: archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen.  (pp. 97-144). Bedum: Profiel.
  19. Offerman, G. (1987). De Oosterpoort: de geschiedenis van een 19e eeuwse woonwijk in Groningen. Groningen: Wolters-Noordhoff. [E-paper]
  20. Oomen, H. (2014). Mysterie Hondsrug ontrafeld. Geografie, nov./dec., 30-33. [Artikel op de site www.geografie.nl]
  21. Oorlog en vrede op de Hondsrug. Sporen van Strijd – VerhalenArtikel op de website van Geopark De Hondsrug.
  22. Reitdiep: graven en kanaliseren: ijkpunt 21. Artikel op de website van Canon van Nederland
  23. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2014). Bewoningsgeschiedenis noordelijk kustgebied: achtergrond document. Amersfoort: Auteur. [PDF]
  24. Spiekhout, A. (2016). De vijf van Frederik: Bisschoppelijke kastelen- en landwerenpolitiek in het noordelijkste deel van het Oversticht. Historisch jaarboek Groningen, 2016, 2, 30-45. [PDF]
  25. Van den Broek, J. (2007). Groningen, een stad apart: over het verleden van een eigenzinnige stad (1000-1600). (z.p.): (z.u.) [Proefschrift] PDF]
  26. Van den Broek, J. (2021). Een nieuwe oude plattegrond van Groningen: Aantekeningen bij een plattegrond in het Hessisches Hauptstaatsarchiv te Marburg. Artikel op de website Van Lauwers tot Eems.
  27. Van den Broek, J. (2019). Langs de Drentsche Aa. Artikel op de website Van Lauwers tot Eems.
  28. Van den Broek, J. (2018). Van Hunze tot Reitdiep. Artikel op de website Van Lauwers tot Eems.
  29. Van den Broek, J. (2022). Waar lag de echte Kempkensberg? Artikel op de website Van Lauwers tot Eems.
  30. Van der Werff, E. (2007). Groningens ontzet 1672. Groningen: Groninger Museum.
  31. Van der Werff, E., & Kortekaas, G. (2004). Gruno’s veste: een wandeling langs de vestingwerken van middeleeuws Groningen. Groningen: Studio Van Stralen.
  32. Van der Werff, E., Ranitz, C. de, & Vianen, F. van. (2004). Bommen Berend: onderdeel van de tentoonstelling “Feest in de Stad”. [Presentatie]
  33. Wielinga, M. (2014). Het Engelse Kamp. Bedum: Profiel.
  34. Woltinge, I., en Jelsma, J. (2005). Groningen, Persriool Hereweg-Bornholmstraat: een inventariserend archeologisch veldonderzoek. Zuidhorn: De Steekproef, Archeologisch Onderzoeks-en Adviesbureau. [PDF] [De link naar de deze pdf werkt helaas niet meer. Download maart 2023 in mijn bezit. Tot dusver geen andere online vindplaatsen van deze bron gevonden, 27-11-2023.]
  35. Zeigert, D.(1984). Die Artillerietruppe des Fürstbistums Münster 1655-1802: Erster Teil: Errichtung, Organisation und Einsatz der Artillerie unter Fürstbischof Christoph Bernhard von Galen (1650-1678). Westfälische Zeitschrift. 134. Band . [PDF]

 Overige bronnen / terug naar Inhoud

 

.