[Bijgewerkt 29-12-2021] – Zaterdag 17 november had ik in Nijmegen een afspraak met vroegere collega’s Roel en Erik. Doel was een bezoek aan de Pop Art tentoonstelling in museum het Valkhof.
Onderweg, aan de Waalkade, stuitten wij eerst op een andere manifestatie met een aanzienlijk popgehalte: de aankomst van Sinterklaas. Een happening, vervuld van jeugdsentiment, die eigenlijk wel een passende inleiding was tot de expositie.
Want popart heeft veel weg van een jeugdherinnering. Niet alleen vanwege het herkenbare tijdsbeeld: de nieuwsbeelden en foto’s van bekende film- en muziekhelden uit de jaren ’60 en ‘70; de focus op ‘gewone’ dingen (reclame- en stripplaatjes, alledaagse voorwerpen, zelfs gebruikte spullen en afvalmaterialen). Maar ook vanwege de tijdgeest die eruit spreekt: de maatschappijkritische, antiburgerlijke idealen van de sixties; de tegendraadse ironie; de grenzeloze, ontregelende creativiteit. Meer dan enig andere vorm van beeldende kunst roept popart mijn eigen beleving van die woelige periode moeiteloos weer op. Hét moment om mijn eigen ‘popart’creatie van oude schoenen uit 1970 nog eens op te poetsen (zie onder).
Wat ik niet wist is dat museum Het Valkhof een van de grootste popart collecties in Nederland heeft. In 2003 was er al eens een expositie van popart in Nederland. Die heb ik jammer genoeg gemist. Nu is het thema Pop Art in Europa. Daarvoor heeft Het Valkhof mogen putten uit het bezit van andere Europese musea en uit particuliere collecties. Volgens de museumfolder in totaal meer dan 100 werken van meer dan 50 kunstenaars zijn voor deze tentoonstelling bij elkaar gebracht. Vele daarvan zijn nog niet eerder in Nederland te zien geweest. Een unieke expositie inderdaad.
Binnen wachtte ons echter een minder vrolijke verrassing. Wij waren nog maar net in de eerste zaal beland, toen wij vriendelijk maar nadrukkelijk werden gewezen op het fotografeerverbod. De vijf al gemaakte kiekjes moest ik ter plekke verwijderen. Vanwege de rechten. Daar keken wij van op. Een dag eerder had ik nog uitbundig lopen fotograferen op de tentoonstelling van Yin Xiuzhen in het Groninger Museum. Geen enkel probleem. Maar buiten dat, hoe was dit te rijmen met die non-conformistische, eigenzinnige opvattingen waar popart om bekend stond? Waren juist die popartkunstenaars indertijd niet bezig geweest met het kopiëren en recyclen van allerlei beeldmateriaal, zonder zich te storen aan rechten van wie dan ook? Een artikel in The Guardian over een popart expositie in de London’s National Portrait Gallery (2007) werpt precies dezelfde vragen op.
Dat fotoverbod was niet het enige. Ook in de manier van exposeren vielen mij een paar dingen op:
De kunstwerken werden gepresenteerd tegen een witte achtergrond. Niets ongebruikelijks. In veel musea hangen schilderijen aan witte wanden. In een recensie over de Valkhof expositie las ik later dat de kleurrijke popart werken tegen deze witte achtergrond zo goed uitkomen. Ik zie dat toch een beetje anders. Het Groninger Museum, waar ik regelmatig kom, werkt al van meet af aan met gekleurde wanden. Dank zij het kleurenpalet van Peter Struycken, dat hij in 1994 in opdracht van toenmalig directeur Frans Haks ontwierp, vormen de binnenmuren een intrigerende kleurencombinatie, die zelfs per expositie weer anders kan zijn. Het is een buitengewoon krachtig presentatie-element. De veelkleurigheid, het spontane karakter van popart zou naar mijn idee nog veel sterker uitkomen op gekleurde wanden. De witte omgeving waar het werk nu hangt komt wel erg traditioneel over. Om niet te zeggen saai. Er kan natuurlijk een praktische reden zijn die kleurgebruik uitsloot. Maar jammer vind ik het wel. (* zie toevoeging dd. 5 april onderaan deze blogpst)
Ook opmerkelijk, het was stil op deze tentoonstelling. Dat kan een toevallig moment geweest zijn. Maar veel bezoekers kiezen voor een audiotour. Waarna ze bijna als monniken in zichzelf gekeerd van kunstwerk naar kunstwerk schuifelen. Ik had bij popart toch een iets andere sfeer in gedachten: veel geroezemoes, gelach, flarden film en muziek. Er was op bepaalde punten wel muziek te beluisteren, maar alleen individueel, via de audiotour. Dat is toch iets anders.
Elk schilderij is voorzien van een informatiebordje, bevestigd op twee stangen. Het geheel vormt een soort hekje dat het kunstwerk ongeveer op kniehoogte afschermt. Ook dat zal een praktische reden hebben. Maar het gaf mij het gevoel dat je letterlijk achter een hekje moet blijven. Verboden dichterbij te komen. Bovendien maakten sommige begeleidende teksten het er niet veel beter op.
Neem bijvoorbeeld het werk Goldfinger van Woody van Amen. (Hier een afbeelding). In een paar korte regeltjes had men kunnen vermelden dat Bond, James Bond op 5 oktober j.l. zijn vijftigste verjaardag vierde. En dat Goldfinger door velen wordt beschouwd als de beste Bond-film. Dat zou het werk meteen de actualiteit in trekken. Echte Bond-fans herkennen het hoe dan ook wel als een hot item. Maar op het tekstbordje krijgt de bezoeker nu een zin voorgeschoteld als: “Rechts zit een roofvogel op een uitstekende tweede hand, met inderdaad een goudkleurige vinger (Goldfinger)”. Ja, dat had die bezoeker intussen zelf ook al vastgesteld.
Nog een voorbeeld van overbodig ‘wat zien we hier’ commentaar. Bij het werk Neither Forget Your Legs van Allen Jones (hier een afbeelding): “[…] een kunstwerk met twee paar roze en rood gekleurde vrouwenbenen onder korte, blauwe plooirokjes. De sensualiteit van de benen in contrast met de koele kleur van de kleding zorgt voor een dynamiek die, door de lange, gestileerde hooggehakte vrouwenbenen, bijna erotisch wordt.” Let wel, bijna. Wat moet je als toeschouwer hier nu mee? Doorlopen of juist blijven kijken?
Interessanter is het om Allen Jones zelf te horen vertellen dat hij in die tijd studeerde op het gebruik van kleuren. Met zijn experimenten wilde hij de waarneming van de toeschouwer beïnvloeden. (interview met Allen Jones in It’s in the air, de video bij de expositie)
Maar genoeg over de presentatie. De kunstwerken moesten maar eens voor zichzelf spreken. Ik noteerde vier werken die mij opvielen. Maar het hadden er zomaar ook vier andere kunnen zijn.
Adolfo Natalini: Outrage (1963). Heel verrassend was het om op deze expositie een werk Natalini te ontdekken. Ik wist niet dat hij in zijn studententijd experimenteerde met popart. En dat hij popart technieken gebruikte voor zijn architectuurstudies, o.a. voor het ontwerpen van utopische modellen. In 1966 richtte hij met medestudent Cristiano Toraldo di Francia een eigen architectenbureau op (Superstudio). Ik vond geen afbeelding van Outrage, wel een blogartikel over een ontwerp van Superstudio voor een lamp (de Gherpe). In Groningen is Natalini bekend geworden door zijn ontwerp voor een nieuw stadscentrum, het Waagstraatproject. Een ontwerp dat door critici werd weggezet als afkeurenswaardige, historiserende architectuur. Maar waar het grote publiek overduidelijk zijn voorkeur voor uitsprak.
Wim T. Schippers: Division (1966). (Hier een afbeelding, klik op ‘gebruikte spullen’). Afgelopen jaar had ik graag Schippers’ uitzinnige Pindakaasvloer in Boymans Van Beuningen willen zien. Niet gelukt, helaas pindakaas. Maar het zien van dit imposante werk Division bood mij enige troost. Het kunstwerk oogt als een enorme letterbak of een rariteitenkabinet. Maar een verzamelaar als ik raakt daar niet gauw op uitgekeken.
Marcel Broothaers: Grande Casserole de Moules (1966). (Hier een afbeelding). Werk van de Belgische kunstenaar Broothaers kwam ik al eens tegen op een andere expositie. En een maaltje mosselen, daar zeg ik geen nee tegen. Voor zijn grote mosselpan heb ik dan ook grote bewondering. Ook al lijken de schelpen bovenin allemaal al leeg gepeuzeld.
Evelyne Axell: Joli Mois de Mai (1970). (Hier een afbeelding). Een eveneens Belgische, maar voor mij onbekende kunstenares. Ik werd meteen getroffen door de heldere kleuren van dit drieluik. Het vraagt ook weinig studie om te zien dat Axell hier in één beeld de belangrijkste bewegingen van de late sixties schildert. Politiek protest, (jawel, de ‘revolutie’ van mei 1968), hippiecultuur, feminisme.
In het museumcafé probeerden wij uit onze gezamenlijke impressies een rode draad op te vissen.
Pop Art in Europa is een bijzondere tentoonstelling, die een bezoek absoluut waard is. De boodschap die wij hier doorkregen was dat popart inmiddels is verheven tot de status van serieuze, ‘officiële’ kunst. Je kunt ook zeggen: ingekapseld. De scherpe of buitenissige kantjes zijn er in de meeste gevallen wel af. Dat kan eigenlijk ook niet anders, na vijftig, zestig jaar. We leven in een andere tijd, we kijken ook anders naar kunst. Dan het is onvermijdelijk dat popart belandt in het mapje ’geschiedenis’ of ‘nostalgie’. Dat wil zeggen, voor een deel. Want vijf minuten grasduinen op het internet levert voldoende bewijs dat popart zich in de loop van de tijd in alle richtingen heeft uitgezaaid en ook vandaag nog springlevend is. Ook in de eerder genoemde tentoonstelling van Yin Xiuzhen in Groningen herkende ik popart elementen. En zelfs als je sommige geëxposeerde werken uit de jaren ’60 nog eens goed bekijkt, hebben ze weinig aan kracht of oorspronkelijkheid verloren. Stel je voor dat deze werken nog eens op een andere manier zouden worden gepresenteerd. In een felkleurige omgeving, in combinatie met duidelijk aanwezige muziek en film. Zeg maar een flinke bak zestiger jaren herrie. Geen hekjes of bordjes. Geen audiotours. Waarbij het helemaal aan je eigen verbeelding wordt overgelaten wat deze popart nog te vertellen heeft.
Bij de expositie hoort een fraai ontworpen catalogus, die het model heeft van een papieren netbook/laptop compleet met toetsenbordje. De meeste kunstwerken met hun begeleidende teksten zijn erin opgenomen. Het ontwerp is van Swip Stolk, vroeger lange tijd de huisontwerper van het Groninger Museum. Ik heb vele fantastisch mooie posters van hem gezien. En ook in deze catalogus herken ik zijn geheel eigen stijl. Met veel, heel veel sterren. Pas achteraf lees ik dat hij niet alleen de catalogus, maar ook de inrichting van de expositie zelf heeft verzorgd. Dat maakt mijn vraagteken bij die witte wanden niet kleiner. Want Stolk zal als geen ander bekend zijn met het kleurenschema van het Groninger Museum.
Natuurlijk heb ik nog lang niet alles gezien. Dus ik maak nog wel een tweede tripje naar Nijmegen.
[9 januari 2013] Een toevoeging bij het werk Neither Forget Your Legs. En enkele kleine tekstuele aanpassingen]
[5 april 2013] Mijn opmerkingen zijn natuurlijk een persoonlijke opvatting. Maar zeer recent las ik een uitvoerig artikel van Cathalijne Boland: Het cliché van de witte muur (De Groene Amsterdammer, 13, 28 maart, 42-45), dat mijn lekenobservatie bevestigt. Interessant is ook dat het artikel wijst op het onderscheid van verschillende bezoekerstypen. Het Engelse adviesbureau Morris Hargreaves McIntyre noemt er vier: social visitors, intellectual visitors, emotional visitors en spiritual visitors. Cultuursocioloog Anna Elffers komt tot vijf types, op grond van publieksonderzoek van de expositie Museum Minutes in de Kunsthal Rotterdam: onafhankelijke kunstkijkers, kunstbelevers en kunstkenners; klassieke tentoonstellingsbezoekers; jonge, eigentijdse museumbezoekers; (semi-)professionele conceptcheckers; incidentele kunstbezoekers.
En dan is er sinds gisteren, 4 april, het vernieuwde Rijksmuseum, waar de pers gisteren voor het eerst een kijkje mocht nemen. En wat viel op in de reportages? Donkergrijze, anthracietkleurige wanden. Volgens Henk van Os, te gast bij Pauw & Witteman (1 april), komen de kunstwerken tegen een donkere achtergrond veel meer tot leven en zijn nu zelfs details zichtbaar die tot dusver niet of nauwelijks opgemerkt werden.
[7 mei 2013] Meer:
Dinnissen, E. (2012). It’s in the air. Nijmegen. [Videofilm, geproduceerd in eigen beheer, voor Museum Het Valkhof. Interviewe met zes popartkunstenaars].
Folder Pop Art in Europa, uitgave Museum Het Valkhof, 2012 (link)
Schoor, F. van de, Wouters, L., Melissen, A. Van den Bussche, W. & Stolk, S. (2012). Pop Art in Europa. Zwolle: WBooks. ISBN9789040007385. [Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling].
[23 juni 2020] De passage over Sinterklaas, aan het begin van deze blogpost, heb ik sterk ingekort. Geen vermelding meer van pieterbaasjes, met hun discutabele achtergrond.
.
Vervolg: Popart in Nijmegen (2)