Popart in Nijmegen (2)

[Bijgewerkt 23-09-2020] Afgelopen zaterdag zat ik weer in de trein naar Nijmegen, voor een tweede bezoek aan de Pop Art expositie in het Valkhof. Het was mijn laatste kans, want gisteren 6 januari, zou de tentoonstelling aflopen. Waarschijnlijk vanwege dat laatste weekend waren er redelijk veel bezoekers. De sfeer was levendiger dan de vorige keer, ik hoorde af en toe zelfs iemand lachen. Maar ook nu weer viel mij op dat de meeste bezoekers zich in stilte door de zalen bewogen, hun audiotour aan het oor geklemd. Ik had er zelf ook een gepakt, om eens te horen wat er zoal werd verteld. Het commentaar bij de kunstwerken kon mij echter maar matig boeien. Bovendien, al die informatie op bordjes, wandteksten en ook nog audio, vond ik iets teveel van het goede.

Tijdens deze tweede ronde trokken de volgende werken mijn aandacht. In willekeurige volgorde:

Mimmo Rotella: Marilyn Monroe (1962) en Martial Raysse: Portrait de Mme Raysse (1963)
Deze affiche van de Italiaanse kunstenaar Mimmo Rotella is een van de twee blikvangers voor de expositie. Voor een collages worden stukken van verschillende afbeeldingen samengevoegd, bij een décollage worden juist gedeelten uit een afbeelding weggehaald. Rotella bewerkte met deze ‘scheur’techniek tientallen Marilyn- posters (foto rechts). De andere expositieaffiche is een werk van de Franse schilder Raysse: een portret van zijn vrouw (foto rechtsonder). Raysse was een van de oprichters van de groep Nouveau-Réalisme, waar ook Mimmo Rotella zich later bij aansloot.

Paul van Hoeydonck: Boîte à monocles (1961). (In dit (franstalige artikel een afbeelding). Van Hoeydonck experimenteerde eind jaren ‘50 met licht en plexiglas. De kritiek dat er op zijn werk niets te zien was beantwoordde Van Hoeydonck met een serie kistjes met brillenglazen (Boîtes à monocles). Maar dan wel brillenglazen, die hij voorzag van griezelige punten… Van Hoeydonck: ‘Als je niets kan zien, steek dan zo’n monocle in je oog. Toen was de pers kwaad hoor’. (interview met PvH). Het werk is niet in de catalogus opgenomen.

Adolfo Natalini: Armstrong rosso con segni azzurri (1964). (Hier een afbeelding, onder een iets andere titel: Armstrong rosso a righe blu). De vorige keer spotte ik Natalini’s werk Outrage. Nu ontdekte ik nog een tweede werk, een portret van Louis Armstrong, in rood met blauwe lijnen, zoals de titel al aangeeft. Die blauwe lijnen waren moeilijk te duiden. Misschien een aanduiding van muziek en een microfoon (?). Maar ook een beetje de suggestie van een rokerig jazzcafé. Anders dan Outrage is het werk niet in de catalogus opgenomen.

Peter Klasen (link1, link2): Prise électrique (1971. (Hier een afbeelding).
Een kunststof model van een stekker, ca. 60x40cm, in geel en rood. Het deed mij denken aan de uitvergrote replica’s van gebruiksvoorwerpen, gemaakt door Claes Oldenburg. Het werk is niet in de catalogus opgenomen.

Peter Blake (link 1, link 2): Aparicio (1963). (Hier een afbeelding).
Een nogal raadselachtig werk van de ‘godfather of (British) Pop Art’. Onderaan dit portret staat een afkorting N.E.R.Y.P. De betekenis ervan is volgens het bijschrift niet duidelijk. (Ik bedacht ter plekke: Not Easy to Recognize Your Portrait…)

Arman: Pour l’ínformation (1966). (Van dit kunstwerk vond ik op het net helaas geen afbeelding).
Als gewezen bibliothecaris was ik geïntrigeerd door deze verzameling blinkende (plastic of metalen?) schijfjes, verpakt in een deels transparante kunststof kast. En door de titel Pour l’information, die suggereert dat het om een verzameling informatiedragers gaat. Van een afstandje bekeken zou je zeggen een kast met cd’s. Maar als je goed kijkt zie je dat de schijfjes zijn voorzien van een groef. Ik vermoed – ook gezien het formaat – dat het replica’s zijn van de toenmalige EP (Extended Play). EP’s waren 45-toeren grammofoonplaatjes, zoals singles, maar met een dubbele speelduur. Ze werden veel geperst in de jaren ’50 en ’60. Tussen 1960 en 1967 bestond er zelfs een aparte EP Hitparade.  Er konden vier nummers op, twee aan elke kant. Dat dacht ik aan de groefjes op Armans schijfjes ook te zien. Wat mij betreft kan dit werk dus doorgaan als een kunstzinnige, absurde versie van een jukebox. Misschien zit er zelfs muziek in.

Wim T. Schippers: Divisions (1966), dat ik in mijn vorige blogpost ook al noemde. (Hier een afbeelding).
Over muziek gesproken: de tentoonstelling was ingedeeld in acht thema’s. Bij elk thema was een bankje gemaakt waar je even kon pauzeren. En je kon er met je audiotour een muziekje ophalen. Terwijl ik de enorme letterbak van Wim T. Schippers nog eens bewonderde, hoorde ik Emily play (Pink Floyd). Best een aardige combinatie. Al was het nummer High Hopes van het album The Division Bell  hier nog iets toepasselijker geweest:
Beyond the horizon of the place we lived when we were young
In a world of magnets and miracles
Our thoughts strayed constantly and without boundary
The ringing of the division bell had begun

Swip Stolk: Hoekpiano voor kleinbehuisden (1974). (Hier een afbeelding).
In een hoekje trof ik dit kunstwerk van Stolk, die ook de inrichting van de expositie en de schitterende catalogus voor zijn rekening nam. Zijn piano voor kleinbehuisden past eigenlijk in elke hoek, want hij is zelf in een haakse hoek gebouwd. Misschien lastig om te bespelen, maar wel een hilarisch ontwerp.

In mijn eerdere blogpost maakte ik een paar kanttekeningen bij de presentatie. In vergelijking met het kleurenschema van het Groninger Museum kwamen de witte wanden op mij nogal steriel over. Maar niet iedereen kent het Groninger Museum. En niet iedereen maakt die vergelijking. Los van de kleur waren de zalen op een ingenieuze manier ingericht. Door middel van een groot aantal driekantige ‘zuilen’ had Stolk de zaalwanden verdeeld in vlakken of beter gezegd, ondiepe nissen. Het effect was dat je goed overzicht hield over het geheel en je aandacht kon richten op één of enkele werken. Als je van opzij tegen die witte zuilen aankeek zag je geen kunstwerken meer, maar alleen een wit vlak. Even rust voor de ogen. De zuilen fungeerden ook als bevestigingspunt voor de spijlen met informatiebordjes. Slim bedacht.

Stolk koos een vijfpuntige ster als grafisch symbool voor deze tentoonstelling, zowel op zijn zuilen als in zijn catalogusontwerp. In die catalogus geeft hij daar de volgende toelichting bij: ‘Het is niet verwonderlijk dat de jonge kunstenaars van de Pop Art  zich herkennen in dit beladen en uitdagende signaal. Zij interpreteren de ster als een symbool van een nieuw tijdperk, een culturele ontwikkeling die bevlogen en meeslepend zal zijn’. (p. 82). Dat klinkt prachtig, maar ik kan het niet helemaal thuisbrengen. Een zoektocht op het internet naar een relatie tussen pentagram en popart leverde in elk geval niets zinnigs op. Persoonlijk zag ik in die ster eerder een associatie met Russische of Chinese staatssymbolen. Communisme en anticommunisme waren in de popartperiode (de jaren ’50 en ’60) ook een thema, maar die betekenis zal hier zeker niet bedoeld zijn.

Kers op de appelmoes was voor mij de film It’s in the air (2012), een half uur durende documentaire bij de expositie, gemaakt door Els Dinissen (link1, link2).
In de film komen zes (*) voormannen van de popart scene aan het woord: Woody van Amen, Peter Blake, Paul Van Hoeydonck, Allen Jones, Gerald Laing en Reinier Lucassen. Alle zes een dagje ouder, maar zeer bereid om hun verhaal te doen. Wat zij vertellen plaatst de expositie en het verhaal van de Europese popart mooi in context. Een uitstekende productie van Dinnissen. De dvd heb ik in de museumwinkel meteen aangeschaft.
(*) Op de dvd en de hoes staat ‘seven artists’. Dat kan een foutje zijn. Of misschien is een zevende interview  uiteindelijk niet doorgegaan.

Drie citaten uit de video geven naar mijn idee de essentie van het poparttijdperk goed weer:

‘We all know what Pop Art means. It’s a period, it’s not a style. It’s not a way of doing things. It’s an attitude […] Pop Art had a sort of cultivated naivety, which at that time was liberated’ . (Gerald Laing, overleden 23 november 2011)

‘Het was juist na de oorlog, na het nazisme. Wij hebben toch allemaal die oorlog meegemaakt. […]  De vrijheid moest zich uiten en dat kon niet meteen na ’45, dat ging niet. Wij waren vernietigd. Wij waren jonge mensen die oud waren. Wij zijn opnieuw jong moeten worden. En dat heeft wel enkele jaren geduurd voordat wij terug onze jeugd hebben gevonden. Maar dan zijn we losgebarsten. We konden ons niet meer houden, he’. (Paul Van Hoeydonck)

[…] ‘the academic tradition of representation, of figurative art, had hit the buffers, as a train hits the buffers, and it was in a crisis. You could do endless variations on Degas and Bonnard, till kingdom comes. But the fact is that through urban imagery, through the new reality, which was billboards and advertising and manmade environment, that suddenly, here was a way.’ (Allen Jones)

Meer:

Dinnissen, E. (2012). It’s in the air. Nijmegen. [Videofilm, geproduceerd in eigen beheer, voor Museum Het Valkhof. [Interview met zes popartkunstenaars].

Folder Pop Art in Europa, uitgave Museum Het Valkhof, 2012 (link)

Schoor, F. van de, Wouters, L., Melissen, A. Van den Bussche, W. & Stolk, S. (2012). Pop Art in Europa. Zwolle: WBooks. ISBN9789040007385. [Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling].

.

Vervolg van: Popart in Nijmegen

.