Terugblik op de HBO-bibliotheek (7): onderwijskundige onderbouwing

(Vervolg van Terugblik op de HBO-bibliotheek (6): prestatiemeting en waardebepaling)

Zolang er geen zicht is op een bruikbare, algemeen geaccepteerde methodiek voor waardebepaling, zullen hogeschoolbibliotheken het moeten hebben van andere onderbouwingen.

In 1981 formuleerde de Centrale Bibliotheekcommissie van de Katholieke Leergangen in Tilburg als een van de eersten een onderwijskundige benadering van de HBO-bibliotheek (1).  De aanwezigheid en de inrichting van een bibliotheekvoorziening werd gekoppeld aan algemene doelstellingen voor het HBO. Je zou kunnen zeggen: algemene HBO-competenties, al was het woord competentie toen nog niet in het HBO-woordenboekje opgenomen. Een van die doelstellingen luidde: ‘De HBO-abituriënt is in staat nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied bij te houden en daarvoor een voor hem functioneel documentatiesysteem in te richten.’ Hoe de bibliotheek hierop diende in te spelen was echter nog niet zo duidelijk.

MWD 1999

Dat veranderde met de opkomst van het probleemgestuurd onderwijs (PGO). De genoemde Centrale Bibliotheekcommissie verwees daar ook al naar. De Universiteit van Maastricht had vanaf haar oprichting (1976) gekozen voor PGO als onderwijsmodel. In de jaren ’80 kreeg PGO ook in het hoger beroepsonderwijs voet aan de grond. Vaak echter met eigen varianten zoals probleemgericht onderwijs of projectonderwijs. Ik maakte pas laat kennis met PGO. In 1997 verhuisde ik mee met de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) naar een tijdelijke locatie in de binnenstad van Groningen. De opleiding was net gestart met PGO, zoveel mogelijk volgens het Maastrichtse model. Die werkvorm – met inbegrip van de zevensprong, de module- of blokboeken en de strakke planning – sprak mij wel aan. De docenten gaven een kleine literatuurselectie mee als voorzet. Maar de studenten werden geacht zelfstandig hun casus uit te werken aan de hand van eigen literatuuronderzoek. Ik zat op die locatie bij wijze van spreken om de hoek van de leslokalen, met een kleine collectie en een aantal pc’s. Als er nog extra materiaal nodig was fietste ik even naar de nabije boekhandel om inkopen te doen. Wat mij vooral bijbleef was de nauwe samenwerking met studenten en docenten. Na ruim twee jaar moesten wij helaas weer opbreken en verhuisden eind 1999 naar de campus op het Zerniketerrein. Daar werd de opleiding MWD onderdeel van de sector sociale opleidingen. Mijn minidocumentatiecentrum ging op in een grotere sectorbibliotheek. De laatste jaren hoor ik weinig meer over PGO. Er zullen zeker opleidingen zijn, o.a. in het domein gezondheidszorg, die nog volgens het PGO model werken. Maar als motor van bibliotheekvernieuwing speelt het idee nu waarschijnlijk geen rol meer.

Ongeveer in diezelfde tijd, in 2001, begon de introductie van lectoren in het HBO. De onderzoekstrend bevat nieuwe aanknopingspunten voor bibliotheek en informatiedienstverlening. Vooral waar het gaat om toepassingen van literatuuronderzoek, deskresearch, internet- of webresearch. Trainingen in informatievaardigheden worden nu opgewaardeerd naar onderzoeksvaardigheden. Er komt meer nadruk te liggen op instructies in het gebruik van databanken en bibliografische hulpmiddelen zoals Endnote. Vergeleken met PGO is de opkomst van praktijkgericht onderzoek veel grootschaliger. Er staat ook meer druk achter, zowel binnen de hogescholen als vanuit de overheid. De verdere ontwikkeling is echter moeilijk te voorspellen. Er bestaan verschillende inzichten over de plaats en inhoud van onderzoek in het HBO. Ook de relatie deskresearchtussen onderzoek en onderwijs moet nog groeien. Bij Windesheim heb ik het afgelopen jaar een promovendus geassisteerd met o.a. het checken van literatuurverwijzingen, stukjes aanvullend literatuuronderzoek, materiaal opsporen, ed. Dat is wel een iets andere ervaring dan het beantwoorden van vragen aan de informatiebalie. Hoe dan ook, ik schat dat het perspectief van onderzoek, kennisinstituut en kennisdeling een sterke impuls bevat voor bibliotheekvernieuwing. Informatieprofessionals die met die onderzoekspraktijk willen meegroeien zullen bereid moeten zijn om te investeren in nieuwe kennis en vaardigheden.

Eén hogeschool heeft een bijzonder antwoord gevonden op de vraag naar de onderwijskundige onderbouwing. In 2006 en 2007 opende Hogeschool Avans op drie locaties een geheel nieuw concept van haar fysieke leer- en werkomgeving: Xplora. Over de totstandkoming van deze vernieuwing schreef Ellen Simons (adjunct-directeur van het Leer- en Innovatiecentrum van Avans Hogeschool) in 2010 een artikel in Liber Quartely (2). Ruim tien jaar eerder was men bij Avans al gestart met het ontwikkelen van ideeën over een nieuwe onderwijsvisie. Daarbij werd nadrukkelijk een verbinding gelegd tussen onderwijsvernieuwing en bibliotheekinnovatie. Voorbeelden van bibliotheekvernieuwing bij buitenlandse universiteiten (de Learning Grid, University of Warwick, en het Learning Centre, Sheffield Hallam University) legden de bodem voor het transformatieproces bij Avans. De vroegere mediatheken werden omgetoverd tot een multimediaal leercentrum, onder de fraaie naam Xplora. Xplora vormt de kern van het Leer- en Innovatie Centrum (LIC) waar informatiespecialisten nauw samenwerken met onderwijsontwikkelaars. Verder is het LIC in 2009 begonnen met een eigen vorm van prestatiemeting, op basis van Activity-Based Costing. Avans is met deze ontwikkeling nog steeds een uniek en toonaangevend voorbeeld onder hogeschoolbibliotheken. Toch vraag ik mij af waarom dit concept tot dusver geen brede navolging heeft gekregen bij andere hogescholen. Ik kan mij twee redenen voorstellen: a) het inrichten van zo’n geavanceerde fysieke learning place vraagt een (te) grote financiële investering; b) het ontbreekt aan een vergelijkbare, vernieuwende visie op onderwijs en informatiedienstverlening.

Literatuur:

  1. Centrale Bibliotheekcommissie van de Katholieke Leergangen te Tilburg (1981). De HBO-bibliotheek: een onderwijskundige benadering. Open 13, 4, pp 246-252.
  2. Simons, E.(2010). The new Learning Environment: Impact on Staff and Students. Liber Quarterly, 20, 2, pp. 258-269.

(Vervolg: Terugblik op de HBO-bibliotheek (8): de hogeschoolbibliotheek als bedrijfsbibliotheek)